hoofd of lichaam.
■
Gebruik geen heen-en-weer zagende beweging; laat
de ketting het werk doen. Houd de ketting scherp en
duw deze niet door de uitsnede.
■
Oefen geen druk uit op de zaag aan het einde van
de zaagsnede. Wees klaar op het gewicht van de
kettingzaag op te vangen als deze zich vrij van het hout
zaagt. Wanneer u dit niet doet kan dit leiden tot ernstige
letsels.
■
Stop het zagen niet in het midden van een
zaagbeweging. Laat de zaag draaien tot ze uit de
zaagsnede is verwijderd.
Persoonlijke beschermuitrusting
Persoonlijke beschermingsmiddelen van goede kwaliteit,
zoals worden gebruikt door professionals, helpen het risico
op letsel voor de gebruiker te verminderen. De volgende
items moeten worden gebruikt wanneer u de kettingzaag
bedient:
Veiligheidshelm
–
moet overeenstemmen met EN 397 en CE-
gemarkeerd zijn.
Gehoorbescherming
–
moet overeenstemmen met EN 352-1 en CE-
gemarkeerd zijn.
Oog- en gezichtsbescherming
–
moet CE-gemarkeerd zijn en overeenstemmen
met EN 166 (voor veiligheidsbril) of EN 1731 (voor
gezichtsmaskers in gaas)
Handschoenen
–
moet overeenstemmen met EN381-7 en CE-
gemarkeerd zijn.
Beenbeschermers (chaps)
–
moeten overeenstemmen met EN391-5 en CE-
gemarkeerd zijn en een algemene bescherming
bieden.
Veiligheidslaarzen kettingzaag
–
moeten overeenstemmen met EN ISO 20345:2004
en gemarkeerd zijn met een schild dat een
kettingzaag afbeeldt om de overeenstemming met
EN 381-3 aan te duiden. (Occasionele gebruikers
kunnen veiligheidslaarzen met stalen punt met
beschermende
beenkappen
overeenstemmen met EN 381-9 als de bodem vlak
is er een maar weinig risico bestaat om te struikelen
of in de ondergroei verstrikt te raken)
Kettingzaagjassen
voor
bovenlichaam
–
moet overeenstemmen met EN 381-11 en CE-
gemarkeerd zijn.
MONTAGE
WAARSCHUWING
Als er onderdelen zijn beschadigd of ontbreken, gebruik
dan het toestel niet vooraleer de onderdelen werden
vervangen. Wanneer u deze waarschuwing niet in acht
neemt, kan dit leiden tot ernstige letsels.
72 | Nederlands
gebruiken
die
bescherming
van
het
ZAAGKETTING EN ZWAARD MONTEREN
Zie pagina 343. Fig. 5 - 8.
1. Product stoppen Draag beschermhandschoenen.
2. Ontkoppel de kettingrem.
3. Schroef de geleidervergrendelknop los en verwijder het
kettingwieldeksel.
4. Maak het zwaard en de kettingspanning aan de
kettingzaag vast. Laat het zwaard zakken zodat de bout
door de opening in het zwaard en de kettingspanning
kan worden geschoven.
5. De zaagketting moet zich tegenover de richting van de
kettingrotatie bevinden. Als deze naar achteren wijzen,
moet u de lus omdraaien.
6. Plaats de lus rond de kettingwielaandrijving. Plaats de
kettingaandrijvingsschakels in de zwaardgroef. Indien
nodig, draait u aan de kettingspanning om een beetje
spanning aan de ketting aan te brengen, wat de ketting
op zijn plaats houdt.
7. Plaats het kettingwieldeksel terug.
8. Stel de kettingspanning af. Raadpleeg het hoofdstuk
"Kettingspanning afstellen".
DE KETTINGSPANNING AANPASSEN
Zie pagina 356.
1. Maak de geleidervergrendelknop los door deze lichtjes
tegen de richting van de wijzers van de klok te draaien.
2. Om de kettingspanning te verhogen, draait u de
kettingspannerafstelring in de richting van de wijzers
van de klok en controleert u de kettingspanning
regelmatig. Om de kettingspanning te verlagen, draait
u de kettingspannerafstelring tegen de richting van de
wijzers van de klok en controleert u de kettingspanning
regelmatig.
3. De kettingspanning is correct wanneer de opening
tussen de zaag in de ketting en het zwaard tussen de
3 en 4 mm is. Trek de ketting in het midden van de
onderste zijde van het zwaard naar beneden (weg van
het zwaard) en meet de afstand tussen het zwaard en
de kettingsnijders.
4. Span de geleidervergrendelknop aan door deze in de
richting van de wijzers van de klok te draaien.
OPMERKING: De temperatuur van de ketting verhoogt
tijdens normaal gebruik, waardoor de ketting uitzet.
Controleer de kettingspanning regelmatig en pas deze
indien nodig aan. Een ketting die warm gespannen
wordt, kan te strak zijn na afkoelen. Zorg ervoor dat de
kettingspanning correct is afgesteld, zoals gespecifi ceerd
in deze instructies.
PRODUCT BEDIENEN
BRANDSTOF EN BIJTANKEN
Op veilige wijze omgaan met brandstof
WAARSCHUWING
Schakel de motor altijd uit voor u met brandstof vult.
Nooit brandstof aan een apparaat toevoegen terwijl
de motor draait of heet is. Neem minstens 10 meter
afstand van de tanklocatie vóórdat u de motor start. Niet
roken! Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan
resulteren in mogelijk lichamelijk letsel.