4.6
Stand-by
–
De sensoreenheid kan in de mobiele app in een standby-stand worden
gezet, om de tijd tot aan bedrijfsgereedheid na een meetpauze te verkorten.
–
Der standby-toestand moet in de mobiele app worden verlaten, om de
sensoreenheid opnieuw in bedrijf te nemen.
–
In de standby-stand kunnen geen metingen worden uitgevoerd.
–
In de standby-stand flitst de status-LED regelmatig op (
–
Pompen zijn in de standby-toestand uitgeschakeld, terwijl de detectoren
ingeschakeld blijven, de bedrijfstemperatuur gehandhaafd blijft en de
sensoreenheid met de Mobile App verbonden blijft.
Gelet op de componentenslijtage is het tijdens langdurige meetpauzes van
voordeel om de sensoreenheid uit te schakelen in plaats van deze in de
standby-stand te schakelen. Om die reden dient de standby-stand alleen te
worden gebruikt, als een gereduceerde tijd tot aan bedrijfsgereedheid
noodzakelijk is.
5
Onderhoud
5.1
Onderhoudsintervallen
Keuring
Inspecties en onderhoudsbeurten
door vakpersoneel.
Vakmensen zijn speciaal geschoolde medewerkers die over kennis en ervaring
in inspectie en onderhoud van de relevante apparatuur hebben.
Voor inspecties en onderhoudsbeurten de nationale en internationale
regelgevingen in acht nemen.
Dräger X-pid
).
Interval
Om de 12 maanden
®
9000/9500 Sensor Unit
5.2
Werkingstest uitvoeren
AANWIJZING
Voer de werkingstest uitsluitend met een in het Technisch Handboek
gespecificeerd testgas uit.
AANWIJZING
Testgas nooit aan overdruk blootstellen, maar een T-stuk of begassingsadapter
(bestelnr. 6851850) tussen de testgascilinder en de sensoreenheid plaatsen.
Uitsluitend een standaard-regelventiel (bestelnr. 6810397) met 0,5 mL min
gebruiken.
Voorwaarden:
–
Geschikte testgascilinder met standaard-regelventiel 0,5 mL min
begassingsadapter beschikbaar.
–
De sensoreenheid is ingeschakeld, met de Mobile App verbonden en de
inloopfase, opwarmfase en temperatuurstabilisatie zijn afgesloten.
1. Testgascilinder via begassingsadapter met sensoreenheid verbinden. Het
water- en stoffilter moet zijn aangebracht.
2. Werkingstest in de Mobile App starten.
3. Het resultaat mag maximaal 20 % van het testgas afwijken. Bij een
testgasconcentratie van bijv. 10 ppm is de werkingstest met 8 tot 12 ppm
qua resultaat geslaagd.
Als de werkingstest niet geslaagd is:
● sensoreenheid kalibreren.
Voor verdere informatie zie het technisch handboek.
5.3
Kalibratie uitvoeren
Meetinstrumentfouten kunnen ertoe leiden dat een kalibratie niet mogelijk is.
De meetmodi Zoeker en Analyse worden tegelijkertijd gekalibreerd. De
kalibratie omvat een verse lucht kalibratie van de zoekermodus.
Onderhoud
-1
-1
en