NEDERLANDS
Kabeltrommels
moeten
afgerold zijn.
Netkabel en verlengkabel niet knik-
ken, kneuzen, rukken of overrijden;
tegen scherpe kanten, olie en hitte
beschermen.
Het verlengsnoer mag niet in con-
tact komen met de te pompen vloei-
stof.
Netstekker uit het stopcontact trek-
ken:
vóór alle werkzaamheden aan
het toestel;
wanneer zich personen in het
zwembassin of in de tuinvijver
bevinden.
A
Gevaar door gebreken aan het
apparaat!
Als u bij het uitpakken van het appa-
raat transportschade vaststelt, dan
moet u daar onmiddellijk uw leve-
rancier van op de hoogte stellen.
Neem het toestel niet in bedrijf.
Controleer het toestel, vooral netka-
bel en netsteker vóór iedere inge-
bruikneming op eventuele beschadi-
gingen.
Levensgevaar
elektrocutie!
Een beschadigd apparaat mag pas
opnieuw worden gebruikt nadat het
deskundig werd hersteld.
Voer nooit zelf herstellingen uit aan
het apparaat! Bij ondeskundig uitge-
voerde herstellingen bestaat het
risico dat vloeistof in het elektrische
gedeelte van het apparaat dringt.
5. Voor het gebruik
5.1
Drukleiding aansluiten
Drukleiding via de meegeleverde
slangtuit of het aansluitstuk aan de
drukaansluiting (8) schroeven.
5.2
Plaatsing
Ruimtebehoefte ca. 50 cm x 50 cm
(opdat de vlotterschakelaar foutvrij
werkt, moet hij zich vrij kunnen
bewegen).
20
volledig
De in de Technische gegevens ver-
melde bedrijfsdiepte mag niet wor-
den overschreden, het apparaat
mag niet dieper in het water worden
gedompeld.
Pomp
geheel
opstellen.
Plaats de pomp zo dat de aanzuigo-
peningen
geblokkeerd door andere voorwer-
pen (plaats de pomp eventueel op
een voetstuk).
Zorg ervoor dat de pomp stabiel
staat.
A
Oppassen!
Til de pomp niet op aan het
snoer of de drukslang daar deze niet
voorzien zijn om het gewicht van de
pomp te dragen.
1.
Pomp schuin in de te transporte-
rende vloeistof dompelen, opdat
zich aan de onderkant geen lucht-
polster vormt. Hierdoor zou het aan-
zuigen worden verhinderd. Zodra de
pomp is ingedompeld, kan ze weer
worden opgericht.
2.
Laat de pomp op de bodem van het
door
vloeistofreservoir zakken. Bevestig
een voldoende sterk touw aan het
ophangoog om de pomp te laten
zakken.
De pomp kan ook hangend aan een
touw worden gebruikt.
Voor het inschakelen van de dom-
pelpomp de netsteker in het stop-
contact steken.
Voor het uitschakelen van de dom-
pelpomp de netsteker uit het stop-
contact nemen.
6. Bediening
6.1
In- en uitschakelen
Nadat het toestel aan het net is aange-
sloten, wordt de dompelpomp automa-
tisch door de vlotterschakelaar in- en uit-
geschakeld:
de dompelpomp begint te transpor-
teren, wanneer de vlotterschakelaar
door de vloeistof naar boven is
gedrukt (9).
de dompelpomp schakelt zich af,
wanneer de vlotterschakelaar naar
beneden is (10).
8
ondergedompeld
niet
kunnen
worden
9
10
De kabel voor de vlotterschakelaar kan
in de kabelhouder (11) worden verscho-
ven. Hierdoor wordt de afstand tussen
in- en uitschakelpunt verstelt:
vlotterschakelaar aan "korte kabel":
in- en uitschakelpunt liggen dicht bij-
een.
vlotterschakelaar aan "lange kabel":
in- en uitschakelpunt liggen ver uit-
een.
A
Oppassen!
De vlotterschakelaar moet zo
kunnen bewegen dat de pomp niet
kan drooglopen.
6.2
Pompkarakteristiek
Op de pompkarakteristiek kunt u de ver-
houding tussen de pomphoogte en het
pompdebiet aflezen.
7. Service en onderhoud
A
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
zet u het apparaat uit,
trekt u de stekker uit het stopcon-
tact.
Andere dan de
hier
onderhouds-
of
herstellingswerk-
zaamheden mogen alleen worden uit-
gevoerd door vaklui.
7.1
Regelmatig onderhoud
Om ervoor te zorgen dat de dompel-
pomp altijd probleemloos werkt, is regel-
matig onderhoud vereist. Dit geldt ook,
11
beschreven