4.1.1 Automatisch TTL invulflitsen bij daglicht (afb. 8 en 9)
Bij de meeste camera's wordt bij automatisch geprogrammeerd opnemen 'P'
en de onderwerpsprogramma's, bij daglicht automatisch de invulflitsfunctie
geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera).
Met de invulflits kunt u vervelende schaduwen wegwerken en bij tegenlicht
een uitgebalanceerde verlichting tussen onderwerp en achtergrond bereiken.
Een computergestuurd meetsysteem in de camera zorgt daarbij voor de
geschikte combinatie van belichtingstijd, werkdiafragma en flitsvermogen.
Let erop, dat de bron van het tegenlicht niet rechtstreeks in het objec-
tief schijnt. Het TTL meetsysteem van de camera zou daardoor in de
war kunnen raken!
Op de flitser hoeft voor het automatisch TTL invulflitsen niets te worden inge-
steld en verschijnt er ook geen aanduiding voor deze functie.
4.2 Met de hand in te stellen correctie op de TTL flitsbelichting
De automatische TTL flitsbelichting van de meeste camera's is ingesteld op
een reflectie van 25% (de gemiddelde reflectiegraad van te flitsen onderwer-
pen). En donkere achtergrond die veel licht absorbeert of een lichte achter-
grond die veel licht reflecteert kunnen leiden tot te ruime of te krappe belich-
ting van het onderwerp.
Om bovengenoemd effect te compenseren kan bij sommige camera's de TTL
flitsbelichting met de hand met een bepaalde waarde aan de opnamesituatie
worden aangepast. De hoogte van deze correctiewaarde hang af van het
verschil in helderheid tussen onderwerp en achtergrond! Het instellen van de
gewenste correctiewaarde moet op de camera plaatsvinden (zie de gebruik-
saanwijzing van uw camera).
Donker onderwerp tegen een lichte achtergrond: positieve correctie-
waarde. Licht onderwerp tegen een donkere achtergrond: negatieve
correctiewaarde. Bij het instellen van een correctiewaarde kan de
aanduiding van de reikwijdte in het LC-display van de flitser verande-
ren en aangepast worden aan de correctiewaarde (afhankelijk van
het type camera) !
Een correctie op de flitsbelichting door het veranderen van de diafragma-
waarde is niet mogelijk, daar de belichtingsautomaat van de camera de ver-
anderde diafragmawaarde weer als normaal werkdiafragma ziet.
Vergeet niet de correctie op de TTL flitsbelichting na de opname weer
terug te zetten!
Met sommige camera's (bijv. E-1 en E-300) kan een correctiewaarde ook op
de flitser worden ingesteld:
Instellingen op de flitser:
• Breng de flitser op de camera aan.
• Schakel flitser en camera in.
• Tip de ontspanknop van de camera even aan, zodat er een gegevensuit-
wisseling tussen flitser en camera plaats kan vinden.
• Druk zo vaak op de toetscombinatie „Select' (= toets 'Mode'
toets 'Zoom'
(Fig.2)), dat in het LC-display EV (Exposure Value = dia-
fragmawaarde) wordt aangegeven. Behalve EV wordt tevens de ingestelde
correctiewaarde knipperend aangegeven.
• Terwijl de aanduiding voor de correctiewaarde knippert, kunt u met de
toets 'Zoom'
(Fig.2) een positieve, c.q. met de toets 'Mode' een negatie-
ve correctiewaarde instellen.
Het instelbereik voor een correctiewaarde loopt van –3 tot +3 diafragma-
waarden in stappen van 1/3 diafragmawaarde (0,3 EV). De instelling
treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-display weer
naar de normale weergave terug. EV en de correctiewaarde blijven in het
LC-display van de flitser aangegeven staan.
Het deactiveren van de met de hand in te stellen correctiewaarde
op de TTL flitsbelichting op de flitser
• Druk zo vaak op de toetscombinatie „Select' (= toets 'Mode'
toets 'Zoom'
(Fig.2)), dat in het LC-display EV wordt aangegeven.
• Behalve EV wordt tevens de ingestelde correctiewaarde knipperend aange-
geven.
(Fig.1) +
(Fig.1) +
41