Voorbeeld:
U gebruikt een film met ISO 100 en een
50 mm objectief. Het onderwerp bevindt zich
op 3 m afstand.
In de tabel ziet u als richtgetal: 20.
U berekent: diafragmawaarde = 20 ÷ 3 = 6,66
Stel op de camera of aan het objectief diafrag-
mawaarde 5,6 in.
7. Flitstechnieken
7.1 Invulflitsen bij daglicht
De flitser kaan ook worden gebruikt om bij
daglicht de schaduwen in te vullen of ze op te
heffen en zo een gelijkmatige verlichting te
krijgen, zelfs bij tegenlichtopnamen.
Invulflitsen in de automatisch-flitsenfunctie
Bepaal met de camera of een belichtingsmeter
de noodzakelijke diafragmawaarde en de
belichtingstijd voor een normale belichting.
Let er daarbij op, dat de belichtingstijd gelijk
aan of langer is dan de flits-synchronisatietijd
van de camera (zie de gebruiksaanwijzing
van de camera).
Voorbeeld:
Gevonden diafragmawaarde = 8;
belichtingstijd = 1/60 s.
Flitssynchronisatietijd van de camera = 1/100 s.
(zie gebruiksaanwijzing van de camera).
Beide waarden voor diafragma en belichtings-
tijd kunnen op de camera worden ingesteld,
x
53