• Terwijl de aanduiding van de correctiewaarde knippert, kunt u met de toets
'Zoom'
(Fig.2), c.q. met de toets 'Mode' als correctiewaarde 0.0 instel-
len waarmee de correctie is opgeheven.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug. EV en de aanduiding
voor de correctiewaarde 0.0 verdwijnen.
4.3 Aanduiding van de belichtingscontrole in de
TTL flitsfunctie (afb. 7)
De aanduiding van de belichtingscontrole 'o.k.' verschijnt alleen in het
LC–display van de flitser als de opname in de TTL flitsfunctie correct werd
belicht!
Als de aanduiding van de belichtingscontrole 'o.k.' na de opname niet ver-
schijnt, dan werd de opname te krap belicht en moet u het eerstvolgend
lagere diafragmagetal instellen (bijv. in plaats van diafragma 11 diafragma
8) of de afstand naar het onderwerp, c.q. het reflecterend vlak (bijv. bij indi-
rect flitsen) verkleinen en de opname herhalen. Let op de aanduiding van de
reikwijdte in het LC-display van de flitser (zie 6.3.1).
4.4 Flitsen met handinstelling
Zet de camera in de functie tijdautomatiek 'A', c.q. in de met de hand in te
stellen functie 'M'. Diafragmawaarde en belichtingstijd (bij 'M') moeten op
de camera in overeenstemming met de opnamesituatie worden gekozen (zie
de gebruiksaanwijzing van uw camera).
4.4.1 Flitsen met handinstelling 'M' en vol vermogen
In deze functie ontsteekt de flitser altijd een niet-geregelde flits met zijn volle
vermogen. U voert de aanpassing de opnamesituatie uit door bijv. het instel-
len van de diafragmawaarde op de camera.
In het LC-display van de flitser wordt de afstand van de flitser tot het onder-
werp aangegeven die voor een correcte flitsbelichting moet worden aange-
houden (zie ook 6.3.2).
42
Instellingen om te flitsen met handinstelling M
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar
• Druk zo vaak op de toets 'Mode', dat in het LC-display 'M' knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
4.4.2 Flitsen met handinstelling MLo en deelvermogen
In deze functie geeft de flitser altijd een niet-geregelde flits af met een met de
hand in te stellen deel van zijn totale vermogen (Low). U voert de aanpassing
aan de opnamesituatie uit door bijv. het instellen van de diafragmawaarde
op de camera.
In het LC-display van de flitser wordt de afstand van de flitser tot het onder-
werp aangegeven die voor een correcte flitsbelichting moet worden aange-
houden (zie ook 6.3.2).
Instellen voor flitsen met handinstelling in de flitsfunctie MLo:
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar
• Druk zo vaak op de toets 'Mode', dat in het LC-display 'MLo' knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
5 Camerafuncties
5.1 Automatisch geprogrammeerd opnemen P en de onderwerps-
programma's
De camera kiest zelfstandig, volgens het ingestelde cameraprogramma, een
combinatie van diafragmawaarde en belichtingstijd. De belichtingstijd die
hierbij door de camera wordt ingesteld hangt af van de helderheid van de
omgeving.
Schakel de flitser in de TTL flitsfunctie. De lichtafgifte van de flitser in de TTL
flitsfunctie, c.q. de TTL invulflitsfunctie wordt geheel automatisch door de
camera geregeld.
(Afb.2) in.
(Afb.2) in.