Natuurkundig bepaald, worden door de FP-synchronisatie bij korte belich-
tingstijden het richtgetal en de reikwijdte van de flits flink beperkt! Let op de
aanduiding van de reikwijdte en de technische gegevens van de flitser !
Bij de FP-synchronisatie bij korte belichtingstijden (HSS) is het richtge-
tal, c.q. de reikwijdte van de flits mede afhankelijk van de belichtings-
tijd !
Het instellen
• Verbind flitser en camera met elkaar en schakel ze in.
• Tip de ontspanknop op de camera even aan, zodat de gegevensuitwisse-
ling tussen flitser en camera kan plaatsvinden.
• Druk op de flitser zo vaak op de toets 'Mode', dat de gewenste flitsfunctie
TTL, c.q. M of MLo en tegelijkertijd HSS in het display van de flitser knippe-
ren.
• De instelling wordt na 5 s. automatisch opgeslagen.
6 Flitser- en camerafuncties
6.1 Aanduiding dat de flitser opgeladen is (flitsparaatheid
Zodra de condensator in de flitser opgeladen is licht op de flitser de aandui-
ding van flitsparaatheid
(Afb.1) op (bliksemsymbool) die daarmee aan-
geeft, dat de flitser gereed is. Dat betekent dat voor de eerstvolgende opna-
me een flits kan worden gebruikt. De aanduiding wordt ook naar de camera
overgebracht en zorgt ervoor, dat in de zoeker van de camera, c.q. in het
display van de camera een overeenkomstige aanduiding verschijnt.
Wordt een opname gemaakt voordat in de zoeker van de camera deze aan-
duiding verschijnt dan wordt er geen flits ontstoken en kan de opname
wellicht fout belicht worden als de camera wel al reeds op de flitssynchroni-
satietijd (zie 6.2) ingesteld staat.
6.2 Automatisch instellen van de flitssynchronisatietijd
Bij gebruik van een flitser op camera's met een spleetsluiter (bijv. E1 en
E300), worden de er op ingestelde belichtingstijden automatisch naar de
flitssynchronisatietijd van de camera (zie de gebruiksaanwijzing van uw
camera) omgeschakeld. Daardoor kunnen geen kortere tijden dan de flits-
synchronisatietijd worden ingesteld. Uitzondering: de flitsfunctie met FP-syn-
chronisatie bij korte belichtingstijden (zie 5.6.4).
Sommige camera's beschikken over een bereik van synchronisatietijden, bijv.
1/30 s. tot 1/180 s. (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera). Welke
synchronisatietijd de camera dan instelt hangt af van de ingestelde camera-
functie, de helderheid van de omgeving en van de brandpuntsafstand van
het gebruikte objectief.
Langere belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd kunnen, afhankelijk
van de ingestelde camerafunctie en de gekozen flitssynchronisatie (zie ook
5.6.2 en 5.6.3), ook worden gebruikt.
Bij sommige types digitale camera's vindt geen automatische omscha-
keling naar een flitssynchronisatietijd plaats. Die camera's werken
dan met een centraalsluiter. Daarmee kan bij alle belichtingstijden
worden geflitst. Als u het volle vermogen van de flitser nodig heeft
kunt u beter geen kortere belichtingstijd dan 1/125 s. kiezen.
6.3 Aanduidingen in het LC-display
)
(Afb.1)
De camera's geven de waarden van gevoeligheid (ISO), brandpuntsafstand
(mm) en diafragma door naar de flitser. Deze past de vereiste instellingen
daar automatisch op aan. Hij berekent uit deze waarden en zijn richtgetal
de maximale reikwijdte van het flitslicht. Flitsfunctie, reikwijdte en de stand
van de zoomreflector worden aangegeven in het LC-display van de flitser.
Als de flitser wordt gebruikt zonder dat hij de gegevens van de camera ont-
vangen heeft (bijv. als de camera uitgeschakeld is), dan wordt alleen de
gekozen flitsfunctie, de stand van de reflector en 'M.Zoom' aangegeven.
6.3.1 Aanduiding van de reikwijdte in de TTL flitsfunctie
In het LC-display van de flitser wordt de waarde van de maximale reikwijdte
van het flitslicht aangegeven. De aangegeven waarde heeft betrekking op
een reflectiegraad van 25% van het onderwerp wat voor de meeste opname-
situaties voldoet. Sterke afwijkingen van de reflectiegraad, bijv. bij zeer sterk
of zeer zwak reflecterende onderwerpen, kunnen de reikwijdte van het flits-
45