Gebruik nooit oudbakken of bevuilde benzine of een
olie/benzinemengsel. Houd vuil of water buiten de brandstoftank.
WAARSCHUWING
Benzine is zeer brand- en ontplofbaar en u kunt brandwonden of
ernstig letsel oplopen wanneer er opnieuw wordt volgetankt.
• Stop de motor en houd hitte, vonken en vlammen uit de buurt.
• Allen in de openlucht opnieuw voltanken.
• Veeg gemorste benzine onmiddellijk op.
Brandstof toevoegen
zie F1 op pagina 4.
1. Verwijder de dop van de brandstoftank.
2. Voeg brandstof toe tot aan de onderkant van de markering van het
brandstofpeil inde nek van de brandstoftank [1]. Niet te vol vullen.
Veeg gemorste brandstof op alvorens de motor te starten.
3. Zet de dop van de brandstoftank vast [2]. Draai de dop goed aan.
Ga ten minste 3 meter uit de buurt van de brandstofbron en locatie
voordat u de motor start.
MEDEDELING
Brandstof kan verf en sommige soorten plastic beschadigen. Wees
voorzichtig geen brandstof te morsen wanneer uw brandstoftank
opnieuw wordt volgetankt. Schade veroorzaakt door gemorste
brandstof wordt niet gedekt door de uw motorgarantie.
Brandstoftank
Sla uw brandstof in een nette, plastic, afgesloten container op die
geschikt is voor brandstofopslag. Sluit het ventilatiegat af (indien
voorzien) en stel de de tank niet bloot aan direct zonlicht. Als de
brandstof langer dan 3 maanden wordt opgeslagen, raden we aan bij
het vullen van de tank een stabiliseringsmiddel aan de brandstof toe
te voegen.
Als u op het einde van het seizoen nog brandstof in uw opslagtank
heeft, dan raadt het milieubeschermingsagentschap aan om deze
benzine in de brandstoftank van uw auto te gieten.
MOTOROLIE
Motorolie is zeer belangrijk voor de prestaties en de levensduur van
de motor. Gebruik daarom detergente olie voor 4-taktmoteren.
Aanbevolen olie
Zie F2 op pagina 4.
Gebruik viertakt motorolie die aan de eisen van
API-serviceclassificering SJ of gelijke. Voldoet, of deze overtreft.
Controleer altijd het API-service etiket op het olieblik om er zeker van
te zijn dat het de letters SJ of gelijke bevat.
SAE 10W-30 wordt aanbevolen voor algemeen gebruik. Andere op de
tabel aangegeven viscositeiten mogen worden gebruikt wanneer de
gemiddelde temperatuur in uw gebied binnen het aangegeven bereik
ligt.
Oliepeilcontrole
Zie F2, F3 op pagina 4.
1. Controleer de olie met de motor uitgeschakeld en in horizontale
stand.
2. Verwijder de olievuldop/peilstok [1] en veeg deze schoon.
3. Steek de olievuldop/peilstok in de olievulnek, zoals aangegeven,
maar schroef deze niet in, verwijder deze vervolgens om het
oliepeil te controleren.
58
4. Indien het oliepeil dicht bij of onder de laagste markering [2] op de
peilstok ligt, verwijder dan de olievuldop/peilstok, en vul met de
aanbevolen olie tot aan de hoogste markering [3]. Niet te vol
vullen.
5. Plaats de olievuldop/peilstok weer terug.
Olieverversing
Zie F3 op pagina 4.
Laat de motorolie weglopen wanneer de motor warm is. Warme olie
loopt snel en volledig weg.
1. Draai de brandstofklep (kraan) in de OFF (UIT) stand om de kans
op brandstoflekkage te verminderen.
2. Zet een geschikte container naast de motor om de gebruikte olie
op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop/peilstok en laat de olie in de container
weglopen door de motor in de richting van de olievulnek te
kantelen [1] .
Voer gebruikte olie op een met het milieu verenigbare manier af.
We suggereren dat u voor terugwinning gebruikte olie in een
gesloten container naar uw plaatselijke recyclingcentrum of
benzinestation brengt. Gooi het niet in de afval en giet het niet op
de grond of door een afvoer.
4. Vul tot de hoogste grensmarkering op de peilstok met de
aanbevolen olie (zie hierboven) met de motor in een horizontale
stand.
MEDEDELING
Door de motor met een laag oliepeil te laten draaien kan er zich
motorschade voordoen.
5. Plaats de olievuldop/peilstok weer goed terug.
LUCHTFILTER
Een goed onderhouden luchtfilter zorgt ervoor dat er geen vuil in uw
motor kan komen. Als er vuil in de carburator komt, dan kan dit in dit
kanalen komen en ervoor zorgen dat de motor vroegtijdig verslijt.
Deze kleine kanalen kunnen worden verstopt, wat werking- of
startproblemen kan veroorzaken. Gebruik altijd een luchtfilter die
geschikt is voor uw motor zodat u er zeker kunt zijn dat hij zoals
bedoeld afdicht en werkt. U dient het filter vaker te reinigen als u de
motor in erg stoffige gebieden gebruikt.
MEDEDELING
Door de motor zonder filter te bedienen, of met een beschadigd filter,
komt vuil de motor binnen waardoor snelle motorslijtage wordt
veroorzaakt. Dit soort schade wordt niet gedekt door de uw.
Inspectie
Zie F4 op pagina 4.
1. Druk op de vergrendeltabs [1] boven op het deksel van het
luchtfilter [2] en verwijder het deksel. Controleer het filter [3] om er
zeker van te zijn dat het schoon en in goede conditie is.
2. Zet het filter en het deksel van het luchtfilter weer terug.
Reiniging
Zie F4 op pagina 4.
1. Tik het filter verscheidene keren tegen een hard oppervlak om het
vuil te verwijderen, of spuit perslucht niet meer dan 207 kPa door
het filter vanaf de schone kant gezien van de kant van de motor.
Probeer nooit om vuil af te borstelen. Borstelen forceert vuil in de
vezels.
NEDERLANDS