Instellingen
Alle regelingen moeten worden uitgevoerd op alle modules, terwijl de tijdprogrammering alleen nodig is op module nr. 1.
Mogelijke storingen
Als de elektrische aansluiting van een module om een of andere reden wordt onderbroken, genereert module 1 de sto-
ring F70.
Als de elektrische aansluiting van een module om een of andere reden wordt onderbroken, genereert de daaropvolgen-
de module de storing F71.
Omgevingsthermostaat (optie)
LET OP: DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT MOET SCHONE CONTACTEN HEB-
B
BEN. DOOR 230 V. AAN TE SLUITEN OP DE KLEMMEN VAN DE OMGEVING-
STHERMOSTAAT WORDT DE ELEKTRONISCHE KAART ONHERSTELBAAR
BESCHADIGD.
Bij het aansluiten van timerafstandsbedieningen of timers, mag de voeding voor
deze voorzieningen niet van hun schakelcontacten worden genomen. De voeding
ervan moet rechtstreeks door het net of door batterijen worden geleverd, afhanke-
lijk van het type voorziening.
Externe sonde (optie)
Sluit de sonde aan op de betreffende klemmen. De elektrische kabel die de ketel met de externe sonde verbindt mag
een lengte hebben van maximaal 50 m. Er kan een gemeenschappelijke 2-aderige kabel worden gebruikt. De externe
temperatuurvoeler moet bij voorkeur op de wand aan de noord-, noordoostkant worden geïnstalleerd of op de wand
waaraan het grootste gedeelte van het meest gebruikte vertrek grenst. De voeler mag nooit aan de ochtendzon worden
blootgesteld, en mag in het algemeen, indien mogelijk, niet aan directe zonnestralen worden blootgesteld; indien noo-
dzakelijk de voeler afschermen. De sonde mag in ieder geval niet dichtbij ramen, deuren, ventilatieopeningen, afvoer-
leidingen of warmtebronnen worden geïnstalleerd, omdat hierdoor de betrouwbaarheid van de lezing nadelig beïnvloed
kan worden.
264
fig. 54- Ontraden positie externe sonde
cod. 3541T170 - Rev. 00 - 09/2019
FORCE B
NL