6.2 LASSEN VAN ALUMINIUM
Het lasapparaat moet op dezelfde manier worden voor-
bereid als voor het lassen van staal met gasbescherming,
met de volgende verschillen:
- 100% ARGON als beschermgas voor het lassen.
- De samenstelling van de draad moet geschikt zijn voor
het te lassen basismateriaal.
— Voor het lassen van ALLUMAN: lasdraad met 3÷5%
silicium
— Voor het lassen van ANTICORODAL: lasdraad met
3÷5% silicium
— Voor het lassen van PERALUMAN: lasdraad met 5%
magnesium
— Voor het lassen van ERGAL: lasdraad met 5% magne-
sium
Gebruik slijpschijven en borstels die specifiek bedoeld
zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor het bewer-
ken van ander materiaal.
DENK ERAAN dat schoon werken gelijk is aan kwaliteit!
De draadspoelen moeten worden opgeborgen in nylon
zakken die vochtvreters bevatten.
Zie figuur 5 voor de juiste lashoek.
6.3 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL
Het lasapparaat moet op dezelfde manier worden voor-
bereid als voor het lassen van staal met gasbescherming,
met de volgende verschillen:
— De spoel van de roestvrij-staaldraad moet geschikt zijn
voor de samenstelling van het te lassen materiaal.
— De cilinder moet 98% ARGON + 2% 02 bevatten (aan-
bevolen samenstelling)
De aanbevolen toortshoek en lasrichting worden getoond
in figuur 5.
7 ONDERHOUD EN CONTROLES
7.1 ALGEMENE OPMERKINGEN
• Schakel het lasapparaat uit en trek de stekker uit het
stopcontact alvorens controles of onderhoud uit te voe-
ren.
• Bewegende onderdelen kunnen ernstige letsels veroor-
zaken
• Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
• GLOEIENDE OPPERVLAKKEN kunnen ernstige brand-
wonden veroorzaken.
• Laat het apparaat afkoelen alvorens onderhoud uit te
voeren.
• Verwijder regelmatig stof of vreemde deeltjes van de
transformator of diodes; gebruik hiervoor schone, droge
perslucht.
• Zorg er bij het vervangen van de draadrol voor dat de
groef is uitgelijnd met de draad en overeenkomt met de
diameter van de gebruikte draad.
• Zorg ervoor dat de binnenkant van het gasmondstuk
schoon blijft, om metaalbruggen als gevolg van lasslak
tussen het gasmondstuk en de contacttip te vermijden.
Controleer of de uitgangsopening van de contacttip niet
te zeer is uitgezet; vervang hem als dit het geval is.
• Vermijd absoluut dat de toorts wordt blootgesteld aan
hevige schokken.
7.2 ONDERHOUD
Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd per-
soneel worden uitgevoerd in overeenstemming met de
norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
7.2.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar A op "O" staat en of de voe-
dingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u onderhoud
in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat en
verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van perslu-
cht.
7.2.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aange-
bracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tussen de
primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg ervoor
Fig. 5
dat de draden niet in aanraking kunnen komen met de
onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens de
functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen op de
oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de primaire
en secundaire te voorkomen als een draad breekt of los-
schiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op de
oorspronkelijke wijze.
VERRICHTEN.
47