AANWIJZING
Bij het overschrijden van een timeout van ca. 4 minuten, verschijnt
op het display gedurende ca. 60 seconden een knipperend "TMO"
(TiMeOut). De Remote Access-Box keert terug naar de
onderhoudsmodus.
Indien binnen ca. 60 seconden één van beide toetsen wordt bediend,
wordt de timeout-status opgeheven, en de display geeft het laatst
opgeroepen menupunt weer.
ZE – Afstellen van het nulpunt
Met toets ▲ of ▼ navigeren, tot op het display
"ZE" (ZEro) verschijnt en met de toetsen
(▲+▼) bevestigen.
–
De gastransmitter schakelt over naar de
speciale status Onderhoud (en geeft het
geconfigureerde onderhoudssignaal af).
Op de display verschijnt de op dat moment door de gastransmitter
gemeten waarde, die in de geconfigureerde meetgaseenheid
wordt weergegeven.
Nulgas toevoeren aan de gastransmitter (let op de juiste flow!)
en wacht tot de weergave stabiel is (gemiddeld: 3 minuten).
Toetsen (▲+▼) indrukken om de weergegeven waarde op te
slaan als nieuw nulpunt in de gastransmitter. De afstelling van het
nulpunt is hiermee uitgevoerd.
–
Op de display verschijnt gedurende ca. 5 seconden een
knipperend "CAL" (KALibratie / Afstelling), vervolgens verschijnt
de op dat moment gemeten gasconcentratie na de afstelling.
Toetsen (▲+▼) indrukken om de functie te beëindigen.
–
De aanduiding "ZE" verschijnt weer.
Of toets ▼ bedienen, om de gevoeligheid af te stellen, of toets ▲
bedienen, om weer om te schakelen naar de onderhoudsmodus.
SP – Afstelling van de gevoeligheid
Met toets ▲ of ▼ navigeren, tot op het display
"SP" (SPan) verschijnt en met de toetsen
(▲+▼) bevestigen.
–
Op de display verschijnen achter elkaar de in
de gastransmitter geconfigureerde parameters
Meetgas "MG", Kalibratiegas "CG" en Kalibratiegaseenheid
"CGU", die elk afzonderlijk met de toetsen (▲+▼) moeten worden
bevestigd. (Deze parameters kunnen op deze plaats niet worden
veranderd.)
–
Op de display verschijnt de door de gastransmitter
geconfigureerde kalibratiegasconcentratie "CGC", die in de
geconfigureerde kalibratiegaseenheid wordt weergegeven.
Met de toets ▲ of ▼ kan de concentratie van het op dat moment
gebruikte kalibratiegas worden ingesteld.
Toetsen (▲+▼) indrukken om de ingestelde kalibratiegasconcen-
tratie in de gastransmitter op te slaan.
–
De gastransmitter schakelt over naar de speciale status Onderhoud
(en geeft het geconfigureerde onderhoudssignaal af).
Op de display verschijnt de op dat moment door de gastransmitter
gemeten waarde, die in de geconfigureerde kalibratiegaseenheid
wordt weergegeven.
Kalibratiegas toevoeren aan de gastransmitter (let op de juiste flow!)
en wacht tot de weergave stabiel is (gemiddeld: 3 minuten).
Druk op de toetsen (▲+▼) om de interne versterking van de
gastransmitter opnieuw te berekenen en in de gastransmitter op
te slaan. De afstelling van de gevoeligheid is hiermee uitgevoerd.
–
Op de display verschijnt gedurende ca. 5 seconden een
knipperend "CAL" (KALibratie / Afstelling), vervolgens verschijnt
de op dat moment gemeten gasconcentratie na de afstelling.
Sluit het kalibratiegas af en wacht tot de display een waarde
weergeeft, die kleiner is dan de ingestelde alarmgrens van het
systeem.
129