Het apparaat bedienen en onderhouden / Transport / Reiniging en onderhoud
- Geef de grond enkele dagen water voordat u
gaat cultiveren.
Te vochtige grond zorgt voor ongewenste
kluiten tijdens het cultiveren.
- Wacht een dag of twee na hevige regenval,
zodat de grond kan drogen.
- Een goed gecultiveerd stuk grond dat direct
na het cultiveren wordt gebruikt, bevordert de
groei van planten, omdat het vocht door de
grond wordt vastgehouden.
- De werkelijke werkdiepte wordt bepaald door
het bodemtype en de werkomstandigheden.
Bij sommige grondsoorten kan een enkele
cyclus volstaan om de gewenste werkdiepte
te bereiken. Bij andere grondsoorten wordt de
gewenste werkdiepte pas na twee tot drie cycli
bereikt. In dit geval moet de diepte-instelling
voor elke cyclus opnieuw worden verlaagd.
De cycli moeten om de beurt over de lengte en
breedte van het perceel worden uitgevoerd.
- Probeer de grond niet te diep te bewerken
tijdens de eerste cyclus. Als het apparaat plot-
seling bokt of schokt, laat het dan iets sneller
over de grond lopen.
- Als het apparaat stopt en vast komt te zitten,
beweeg het stuur dan heen en weer tot het
apparaat weer vooruit begint te bewegen.
- Verwijder opgegraven stenen.
Grond opbreken
OPGELET! RISICO OP BESCHADIGING!
Te harde grond kan leiden tot schade aan het mes
of andere onderdelen.
Gebruik het apparaat om de grond op te
breken voordat u gaat cultiveren.
Cultiveren omvat het losmaken of uitgraven van
gebieden waar planten groeien om onkruid te
verwijderen en de grond op te breken. De opti-
male werkdiepte is minder dan 50 mm.
Transport
WAARSCHUWING!
LETSEL!
Als het apparaat onbedoeld en onverwacht start,
kan dit leiden tot letsel.
GEVAAR VOOR
Schakel de motor uit voordat u het apparaat in
een voertuig laadt voor transport en koppel de
connector van de bougie los zodra de motor is
afgekoeld.
- Laat de motor afkoelen voordat u deze ver-
voert of laadt om brandwonden te voorkomen
en elk risico op brand te elimineren.
- Zorg ervoor dat de tank volledig leeg is
voordat u het apparaat over een lange afstand
vervoert.
- Houd het apparaat stevig vast met behulp van
beide handgrepen en kantel het naar voren
totdat het apparaat op het transportwiel
staat (zie "Transportwiel"). Trek of schuif het
apparaat langzaam (stapvoets). Duw het
apparaat tijdens het transport over een glad,
vlak oppervlak. Als het oppervlak eronder
echter hobbelig is, moet het apparaat worden
getrokken.
- Nadat het apparaat aan boord van het trans-
portvoertuig is geplaatst, moet u het apparaat
beveiligen tegen wegrollen, wegglijden of
kantelen.
- Zorg ervoor dat het apparaat tijdens transport
geen obstakels tegenkomt en zorg ervoor dat
er geen voorwerpen op het apparaat kun-
nen vallen. Plaats geen voorwerpen op het
apparaat en laat geen voorwerpen tegen het
apparaat leunen.
Reiniging en onderhoud
VOORZICHTIG! BRANDGEVAAR EN
GEVAAR VOOR LETSEL!
Sommige onderdelen van het apparaat worden
heet tijdens het gebruik en kunnen brandwonden
veroorzaken of zelfs in brand vliegen.
Laat het apparaat altijd volledig afkoelen voor-
dat u het schoonmaakt of onderhoud pleegt
aan het apparaat.
Reiniging
OPGELET! RISICO OP BESCHADIGING!
Als er water in de behuizing dringt, kan dit schade
aan de motor veroorzaken.
Reinig het apparaat met een doek of handbor-
stel, enz.
22
NL/BE
81