LEIDINGEN
Gebruik een flexibele slang om een overmatige belasting van de
poorten van de pomp te vermijden. Krimp of knik de slang NIET.
Alle slangen moeten dezelfde grootte hebben als de poortfittingen
van de pomp.
Alle fittingen moeten compatibel zijn met de vloeistof die wordt
gepompt. Het wordt aanbevolen om alleen plastic fittingen te
gebruiken.
Het gebruik van terugslagkleppen in de leidingen kan
het aanzuigvermogen van de pomp verstoren. Indien dit
onvermijdelijk is, moeten terugslagkleppen in het pompsysteem
een barstdruk van 2 PSI of minder hebben.
Gebruik een zeef of filter van minstens 40 mesh in het reservoir of
de pompinlaatleiding om grote deeltjes uit het systeem te houden.
WERKING
Regel bij het opstarten de luchtinlaatdruk op de gewenste
instelling. Voor de meeste installaties is een inlaat van 20 PSI
(1,4 bar) voldoende, maar ga NIET onder de 20 PSI (1,4 bar) en
OVERSCHRIJD de luchtinlaatdruk NIET van 80 PSI. Pomp zal
werken volgens luchttoevoer. Flow en druk kunnen worden
aangepast door de luchtinlaatdruk te verhogen of te verlagen om
tegemoet te komen aan variërende productviscositeiten, lengte
van leidingen of andere installatieomstandigheden. Bekijk de
stroomcurven op pagina 1 voor meer hulp. Vloeistoffen met een
hoge viscositeit en de lengte van de slang beperken de vulafstand.
ALS DE POMP WORDT GEBRUIKT IN TOEPASSINGEN MET HOGE
DEBIET EN LAGE DRUK, STEL DE LUCHTINLAATDRUK DAN IN OP
20 PSI (1,4 BAR) BOVEN DE UITLAATDRUK.
EEN CONSTANTE WERKING BIJ 120°F (49 °C) ZAL DE
LEVENSDUUR VAN DE POMP VERKORTEN.
DE LUCHT MOET DROOG ZIJN EN VRIJ ZIJN VAN OLIE.
Compressoren moeten drogers en/of een waterscheider in het
luchtdistributiesysteem hebben. Defecte pompen als gevolg van
water in de luchtkamer zullen niet door de beperkte garantie
worden gedekt.
ALGEMENE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Bescherm uzelf en anderen door alle veiligheidsinformatie op te
volgen. Volg alle veiligheidscodes en de Occupational Safety and
Health Act (OSHA).
WAARSCHUWING
POMP GEEN BENZINE OF
ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN
MET EEN VLAMPUNT ONDER 37,8°C
(100°F) OF GEBRUIK WAAR ONT-
VLAMBARE DAMPEN AANWEZIG
Zorg bij gebruik met CO
de ruimte goed geventileerd is.
ZIJN.
of N
2
geen terugslagklep. Ontlucht de pomp vóór reiniging of
onderhoud door de pomp voorzichtig te kantelen zodat de
poorten naar boven wijzen en verwijder de zuigleiding van de
bron. Schakel de lucht uit en ontkoppel de luchtinlaatleiding.
(Messing luchtinlaatpoorten hebben een terugslagklep.)
TIPS VOOR PREVENTIEF ONDERHOUD
Tips om de levensduur van uw pomp te verlengen.
•
Bij het pompen van een andere vloeistof dan water moet de
pomp na elk gebruik met water worden gespoeld.
De pomp moet vrij zijn van vloeistoffen als er
•
vriestemperaturen optreden.
•
Als de pomp buiten wordt gemonteerd, moet de pomp
tegen extreme omgevingsinvloeden worden beschermd
(bijv. zonlicht, water van sprays, regen enz.).
•
Gebruik bij het gebruik van een luchtcompressor een
inline luchtdroger die vóór de pomp wordt geplaatst om de
ophoping van water te beperken.
PROCEDURE VOOR DE DEMONTAGE
Verwijder
van de pomp. Dit wordt bereikt met behulp van een platte
schroevendraaier. Schuif de borgclips weg van de luchtinlaat-,
aanzuig- en afvoerfittingen. Trek vervolgens de fitting weg van het
pomphuis.
Verwijder de 4 moeren en ringen met een dopsleutel van 5/16" (8
mm) en trek de bouten eruit.
De eindkappen en montagebeugels zullen van de pomp
loskomen. Neem een zuiger in elke hand en draai aan elke kant
tegen de richting van de wijzers van de klok in. Verwijder de zuiger,
het membraan, de zuigerafdichting en de borgring van één kant
van de aandrijfas.
Plaats de aandrijfas in een bankschroef met houtblokbekken en
draai tegen de richting van de wijzers van de klok in om het oude
membraan los te krijgen. Installeer een nieuw membraan en draai
het met de hand vast.
Snij met een scheermesje of een scherp mes het label vooraan op
de pomp langs de naad in het midden van de behuizing.
Zorg ervoor dat het pomplabel naar u wijst en trek de behuizing
langzaam uit elkaar. Koppel de uitlaatslang los van de uitlaat en
trek de stang van de spoelklep uit de behuizing. Gooi de pakking
van de behuizing en de subconstructie van de oude spoelklep weg.
Plaats de veer van de interne uitlaatslang in de uitlaatslang om
dat
een nieuwe spoelklepsubconstructie te monteren. Sluit de slang
2
aan op de spoelklep. Monteer de torsieveren eerst aan de rechte
kant in de spoelklep. Duw de torsieveren door de spoelklep naar
19
OPGELET: Reinig of onderhoud FLOJET-pompen,
slangen of kleppen niet terwijl het systeem onder
druk staat. Kunststof luchtinlaatpoorten hebben
alle
luchtleidingen
en
OPGELET: beschadig het oppervlak
van de aandrijfas niet.
aanzuig-/persfittingen