• Las salidas de seguridad son verificadas
periódicamente por medio de una
comprobación de desconexión.
• El dispositivo dispone de un fusible
electrónico.
Características del dispositivo
• Salidas en técnica de semiconductores:
2 salidas de seguridad, 1 salida auxiliar y
2 salidas de tacto
• Posibilidad de conexión para pulsador de
PARADA DE EMERGENCIA, final de
carrera de seguridad de puerta protectora,
pulsador de rearme, disp. de alfombra de
seguridad y regletas de conmutación de la
empresa Haake, dispositivos de evalua-
ción de interruptores de proximidad
• Para el procesamiento de señales de disp.
de conexión de salida de alfombras de
seguridad o de elementos de conexión de
salida de barreras fotoeléctricas
• Salida auxiliar conmutable como salida de
diagnóstico
• Entrada Y y entrada O para la vinculación
lógica de varios dispositivos
• Supervisión de derivaciones mediante
salidas de tacto
• Indicación de estado
• Circuito de realimentación para la
supervisión de contactores externos
Descripción del funcionamiento
Modo de trabajo
Dos microcontroladores evalúan los circuitos
de entrada y, en dependencia de ello,
conmutan las salidas. Los microcontrolado-
res se supervisan mutuamente.
Estado de las salidas
• Circuito de entrada cerrado (p. ej. pulsador
de PARADA DE EMERGENCIA no
accionado):
Las salidas de seguridad 14 y 24 y la
salida auxiliar Y32 conducen.
• El circuito de entrada se abre (p. ej.
pulsador de PARADA DE EMERGENCIA
accionado).
Las salidas de seguridad 14 y 24 y la
salida auxiliar Y32 están bloqueadas.
Funciones
• Si en la entrada Y5 se aplica una señal
High (+24 V DC) durante al menos
250 ms, la salida Y32 cambia a la función
de diagnóstico. La excitación tiene lugar
por medio de un driver, el cual está
disponible como accesorio o puede ser
programado por uno mismo. Si la entrada
Y5 está abierta o hay en ella una señal
Low, Y32 funciona como salida auxiliar.
• Para la vinculación lógica de varios
dispositivos el PNOZ e1.1p dispone de una
entrada Y y de una entrada O. Las
entradas presentan un retardo de conexión
que se suma en caso de un vínculo Y.
Modos de funcionamiento:
• Funcionamiento monocanal:
conexionado de entrada según EN 60204,
sin redundancia en el circuito de entrada,
se detectan los contactos a tierra en el
circuito del pulsador.
• Funcionamiento bicanal: circuito de
entrada redundante, se detectan los
contactos a tierra en el circuito del
pulsador, con o sin detección de
derivación entre los contactos del
pulsador.
• Rearme automático: el dispositivo se
encuentra activo en cuanto el circuito de
entrada se cierra.
• Le uscite di sicurezza vengono verificate
ad intervalli regolari tramite un test di
disinserzione.
• Il dispositivo dispone di un fusibile
elettronico di protezione.
Caratteristiche del dispositivo
• Uscite a semiconduttore:
2 uscite di sicurezza, 1 uscita ausiliaria e 2
uscite di trigger
• Possibilità di collegamento per pulsante di
arresto di emergenza, finecorsa riparo
mobile, pulsante di start, tappeti e bordi
sensibili della ditta Haake, dispositivi di
controllo per sensori di prossimità
• Per l'elaborazione di segnali di uscita di
tapetti sinsibili o di barriere fotoelettriche
• Uscita ausiliaria utilizzabile come uscita di
diagnostica
• Ingresso AND e OR per la connessione
logica di più dispositivi
• Controllo del cortocircuito tramite uscite di
trigger
• Visualizzazione di stato
• Circuito di retroazione per il controllo di
relè esterni
Descrizione del funzionamento
Modalità di lavoro
Due microprocessori controllano i circuiti di
ingresso e commutano di conseguenza le
uscite. I microprocessori si controllano
reciprocamente.
Stato delle uscite:
• Circuito di entrata chiuso (p. es. pulsante
di arresto di emergenza non azionato):
Le uscite di sicurezza 14 e 24 e l'uscita
ausiliaria Y32 sono attivate.
• Il circuito di entrata viene aperto (p. es.
pulsante di arresto di emergenza
azionato).
Le uscite di sicurezza 14 e 24 e l'uscita
ausiliaria Y32 sono disattivate.
Funzioni
• Se per almeno 250 ms viene applicato
sull'uscita Y5 un segnale high (+24 V DC),
l'uscita Y32 commuterà sulla funzione
diagnostica. Il comando avviene tramite
un driver che è disponibile come
accessorio o che può essere creato
autonomamente. Se l'ingresso Y5 è aperto
o low, Y32 funzionerà come uscita
ausiliaria.
• Per il collegamento logico di più dispositivi
il PNOZ e1.1p dispone di un ingresso
AND ed uno OR. Gli ingressi presentano
tempi di ritardo che vanno sommati in caso
di collegamento AND.
Modi operativi
• Funzionamento a canale singolo:
cablaggio d'ingresso secondo EN 60204,
nessuna ridondanza nel circuito di
ingresso; vengono identificati i guasti a
terra nel circuito del pulsante.
• Funzionamento a due canali: circuito di
ingresso ridondante; vengono identificati i
guasti a terra nel circuito del pulsante, con
o senza riconoscimento del cortocircuito
tra i contatti dei pulsanti.
• Start automatico: il dispositivo è attivo
non appena il circuito di ingresso viene
chiuso.
- 2 -
• De veiligheidsuitgangen worden door een
uitschakeltest periodiek gecontroleerd.
• Het apparaat heeft een elektronische
zekering.
Apparaatkenmerken
• Uitgangen in halfgeleidertechniek:
2 veiligheidsuitgangen, 1 hulpuitgang en
2 testpulsuitgangen
• Aansluitmogelijkheid voor noodstop-
knoppen, hekschakelaars, de startknop,
schakelmatten en schakelbumpers van de
firma Haake, verwerkingseenheden van
naderingsschakelaars
• Verwerking van uitgangssignalen van
schakelmatten of van lichtschermen
• Hulpuitgang omschakelbaar als diagnose-
uitgang
• EN- en OF-ingang voor de logische
verbinding van meerdere apparaten
• Bewaking van onderlinge sluiting door
testpulsuitgangen
• Statusweergave
• Terugkoppelcircuit voor de bewaking van
externe magneetschakelaars
Functiebeschrijving
Werking
Twee micro-controllers evalueren de
ingangscircuits en schakelen afhankelijk
daarvan de uitgangen. De micro-controllers
bewaken elkaar onderling.
Toestand van de uitgangen
• Ingangscircuit gesloten (b.v. noodstopknop
niet bediend).
De veiligheidsuitgangen 14 en 24 en de
hulpuitgang Y32 geleiden.
• Ingangscircuit wordt geopend (b.v.
noodstopknop bediend).
De veiligheidsuitgangen 14 en 24 en de
hulpuitgang Y32 zijn geblokkeerd.
Functies
• Als op de ingang Y5 min. 250 ms een
high-signaal (+24 V DC) wordt gezet, dan
schakelt de uitgang Y32 om naar de
diagnosefunctie. Het aansturen gebeurt
via een driver, die als toebehoren beschik-
baar is of zelf kan worden gemaakt. Als de
ingang Y5 open of low is, werkt Y32 als
een hulpuitgang.
• Om meerdere apparaten logisch met
elkaar te verbinden, heeft de PNOZ e1.1p
een EN- en een OF-ingang. De ingangen
hebben elk een schakelvertraging. Bij een
logische EN-verbinding geldt de som van
deze vertragingstijden.
Bedrijfsmodi:
• Eenkanalig bedrijf: ingangsbedrading
volgens EN 60204, geen redundantie in
het ingangscircuit; aardsluitingen in het
ingangscircuit worden gedetecteerd.
• Tweekanalig bedrijf: redundant ingangs-
circuit, aardsluitingen in het ingangscircuit
worden gedetecteerd, met of zonder
detectie van onderlinge sluiting tussen de
ingangscontacten.
• Automatische start: apparaat is actief,
zodra het ingangscircuit gesloten is.
• Bewaakte start: apparaat is pas actief als
de startknop bediend en weer losgelaten
is. Daardoor is automatische activering
door overbrugging van de startknop
uitgesloten.