REMS SSS 160 R Instrucciones De Uso página 26

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 20
NLD
dens vervoer eerst nadat het verwarmingselement is afgekoeld bevestigd
worden omdat de hoes anders verbrandt en het apparaat beschadigd wordt.
REMS SSM 315 RF
De machine wordt geleverd en vervoerd resp. opgesteld zoals in fig. 4 afge-
beeld. De spaninlegschalen, de buissteun-inlegschalen en werksleutel wor-
den in een afzonderlijke kist (1) vervoerd resp. opgeborgen. Voor het op-
stellen van de machine de disselboom (10) uit de bajonet-vergrendeling (11)
draaien en wegnemen. Machine om de dwarsas (onderstel-as) zwenken,
zodat de wielen naar boven wijzen. Vergrendelingshendel (12) openen. Pas
op! Machine daarbij bij het frame goed vasthouden! Machine voorzichtig om
de langs-as naar boven zwenken. Vergrendelingshendel (12) weer vastzet-
ten. Bij transport in tegengestelde volgorde handelen. De machine kan ook
op het verrijdbaar onderstel ingezet worden indien het buizenframe afge-
nomen door verwijdering van de beide tegenoverliggende inbusbouten (13)
en door het openen van de vergrendelingshendel (12). Voor montage van
de machine op een werkbank worden behalve het buizenframe ook de steun
(14) en het verrijdbaar onderstel gedemonteerd.
2.2. Elektrische aansluiting
Voordat de machine aangesloten wordt kontroleren, of de op het typeplaat-
je aangegeven spanning met de netspanning overeenkomt. Het verwar-
mingselement-stomplasapparaat (5) heeft een eigen aansluitkabel. Daarom
moet ook gekontroleerd worden of de aangegeven spanning op het, typeplaatje
van het verwarmingselement met de netspanning overeenkomt.
2.3. Positioneren van het verwarmingselement en de elektrische schaaf.
Bij alle machines is het verwarmingselement afneembaar en als hand-las-
spiegel tegebruiken.Bij de machines REMS SSM160 R en REMS SSM 160
K is deze met de handgreep (16) in de houder (17) geplaatst, bij de machi-
nes REMS SSM 250 K en REMS SSM 315 RF is deze nog extra met een
stekker vergrendeld.
Pas Op! Apparaat in hete toestand alleen bij de handgreep (16) vastpak-
ken! Nooit het verwarmingselement of de stalen delen tussen handgreep en
verwarmingselement aanraken! Verbrandingsgevaar!
Het verwarmingselement (5) moet na het vervoer van de machine gecen-
treerd worden. Hiertoe klemhendel (22) losdraaien en de houder (17) van
het verwarmingselement (5) op de schuifslede (21) tot de aanslag terug-
trekken. Klemhendel (22) weer aandraaien.
Verwarmingselement (5) en elektrische schaaf (6) uitklappen. Om het ver-
warmingselement (5) en de elektrische schaaf (6) zijdelings te bewegen,
steeds de greep (18) resp. (20) in lichte mate optillen, omdat anders de ein-
daanslag dit afremt.
2.4. Elektronische temperatuurregeling
Zowel DIN 15960 alsook DVS 2208 deel 1 schrijven voor, dat de tempera-
tuur van het verwarmingselement nauwkeurig instelbaar moet zijn. Om ook
de geeïste konstante temperatuur op het verwarmingselement te garande-
ren zijn de apparaten van een temperatuur- regeling (thermostaat) voorzi-
en. DVS 2208 deel 1 schrijft voor, dat het temperatuurverschil op de rege-
ling max. 3°C bedragen mag. Deze nauwkeurige regeling is praktisch niet
met een mechanische maar alleen met een elektronische temperatuurre-
geling te bereiken. Stomplasapparaten met een vast ingestelde temperatu-
ur resp. met een mechanische temperatuurregeling mogen daarom niet vol-
gens DVS 2207 voor het stomplassen ingezet worden.
Bij alle REMS stomplasapparaten is de temperatuur instelbaar. Alle stom-
plasmachines worden geleverd met elektronische temperatuurregeling. De
stomplasapparaten worden op het typeplaatje als volgt gekenmerkt:
b.v.: REMS SSG 180 EE: instelbare temperatuur, elektronische thermost-
aat, regelt de ingestelde temperatuur met een tolerantie van ± 1°C dwz een
ingestelde temperatuur van 210°C (lastemperatuur PE) zal tussen 209°C
en 211°C schommelen.
2.5. Opwarmen van het stomplasapparaat
De aansluitkabel van het stomplasapparaat wordt in het stopkontakt (23) ge-
stoken die zich aan de achterzijde van de elektrische schaaf bevindt. Als
vervolgens de hieraan gemonteerde aansluitkabel op het net wordt aan-
gesloten is de machine bedrijfsklaar en het stomplasapparaat begint zich
op te warmen. Het rode netkontrolelampje (24) en het groene temperatuur-
kontrolelampie (25) gaan branden. Het apparaat heeft circa 10 minuten nodig
om op te warmen. Wanneer de ingestelde temperatuur bereikt is, schakelt
de in het apparaat ingebouwde temperatuurregelaar (thermostaat) de stroom-
toevoer naar het verwarmingselement af. Het rode net-kontrolelampje brandt
verder. Bij een elektronische thermostaat (EE) knippert het groene tempe-
ratuur-kontrolelampje en laat daarmee zien dat de stroomtoevoer kontinu in-
en uitgeschakeld wordt. Na een verdere wachttijd (DVS 2207 deel 1) kan
het lassen beginnen.
2.6. Keuze van de lastemperatuur
De temperatuur van het stomplasapparaat is ingesteld op de middelste la-
stemperatuur voor PE-HD (210°C). Afhankelijk van het buismateriaal, en
ook de buiswanddikte kan het noodzakelijk zijn deze lastemperatuur te kor-
rigeren. Met betrekking tot dit verwijzen wij u naar de informatie van de fa-
brikant van kunststofbuis- resp. hulpstukken. Fig. 5 laat hieromtrent een richt-
waardekurve zien voor de verwarmingselementtemperaturen afhankelijk van
de buiswanddikten. In het algemeen geldt, dat bij kleinere wanddikten naar
de bovenste en bij grotere wanddikten naar de onderste temperatuur ge-
streefd moet worden. (DVS 2207 Teil 1). Bovendien kunnen omgevingsin-
vloeden (zomer/winter) korrekties van de temperatuur noodzakelijk maken.
Daarom zou de temperatuur van het verwarmingselement bijvoorbeeld met
een elektrische oppervlaktetemperatuur-meetapparaat gekontroleerd moe-
ten worden. Indien nodig kan de temperatuur door draaien aan de tempe-
ratuur-stelschroef (26) gekorrigeerd worden. Als de temperatuur versteld
wordt, moet men erop letten dat het verwarmingselement pas 10 minuten
na het bereiken van de gewenste temperatuur ingezet mag worden.
3. Werking
3.1. Werkmethodiek
Bij het stomplassen worden de verbindingsvlakken van de te lassen delen
onder druk tegen het verwarmingselement geplaatst, vervolgens met gere-
duceerde druk op lastemperatuur verwarmd en na het verwijderen van het
verwarmingselement onder druk samengevoegd. ( Fig. 6).
3.2. Voorbereidingen voor lassen
Indien buiten gewerkt wordt, dan moet vastgesteld worden of het lassen niet
door ongunstige omgevingsinvloeden nadelig beïnvloed wordt. Bij slecht
weer of bij veel zon moet de lasplaats afgedekt worden, zonodig moet een
lastent opgezet worden. Om ongekontroleerde afkoeling van het lasgedeelte
door tocht te vermijden, moeten aan overstaande zijden van de te lassen vl-
akken de buiseinden dichtgemaakt worden. Niet ronde buiseinden moeten
voor het lassen b.v. door het voorzichtig verwarmen met een warmluchtap-
paraat gericht worden. Alleen buizen, resp. buizen en hulpstukken van het-
zelfde materiaal en dezelfde wanddikte lassen. De buizen worden met de
pijpsnijder REMS RAS (zie 1.1.) afgesneden.
3.3. Inspannen van de buizen
Overeenkomstig de buisdiameter moeten de 4 spaninlegschalen (29) zo-
danig in de spanklemmen (19) geplaatst worden , dat de gebogen zijden
van de schalen naar het midden wijzen. De spaninlegschalen worden met
de zeskantschroeven (28) d.m.v. de meegeleverde sleutel vastgezet. De bui-
zen resp. leidingdelen moeten vóór het inspannen in de spanklemmen uit-
gericht worden. Zonodig moeten lange buizen met de REMS Herkules (zie
1.1.) ondersteund worden. Bij het inspannen van korte buisstukken worden
de buissteunen (30) verschoven resp. 180° gedraaid. Hiertoe draaiknop (31)
losdraaien en buissteunen verschuiven resp. trekknop omhoogtrekken en
de buissteunen om de as van de draaiknop draaien. De buiseinden moeten
10 tot 20 mm buiten de spanschalen resp. spanklemmen naar het midden
uitsteken zodat er geschaafd kan worden.
De buizen resp. hulpstukken moeten zodanig uitgericht worden, dat de vl-
akken glad en parallel op elkaar staan d.w.z. de buiswanden moeten in het
lasbereik overeenstemmen. Zonodig moeten de buizen bij geopende span-
ning opnieuw uitgericht worden en daarbij gedraaid worden. (ovale buis?)
Lukt de korrektie ondanks meerdere pogingen niet, dan is het noodzakelijk
de spanklemmen af te stellen. Hiertoe worden de spanbouten (33) van de
beide spanklemmen losgedraaid en wordt er een buis in beide spanklem-
men geklemd. Ligt de buis niet goed in de spanklemmen en op de buis-
steunschalen, dan moeten de spanklemmen door zijdelings kloppen ge-
centreerd worden. Vervolgens moeten de spanbouten (33) bij een nog in-
gespannen weer vastgetrokken worden.
De spanklemmen moeten de buiseinden vast omsluiten. Zonodig moet de
spanmoer (3) onder het klemexcenter (35) net zolang nagesteld worden tot-
dat de klemhendel (36) met behoorlijke kracht gesloten moet worden.
3.4. Schauen van de buiseinden
Direkt voor het lassen moeten de te lassen buiseinden vlak geschaafd wor-
den. Hiertoe wordt de elektrische schaaf (6) naar beneden geklapt en kan
door het indrukken van de tipschakelaar in de handgreep (20) ingeschakeld
worden. Tijdens het draaien van de schaaf, moeten de buiseinden met de
aandrukhendel (7) gelijkmatig tegen de draaischijven gedrukt worden. Er
moet net zolang geschaafd worden totdat er zich aan beide zijden een onon-
derbroken spaan vormt. Nu zal de aandrukhendel (7), bij nog steeds inge-
schakelde schaaf, langzaam losgelaten moeten worden zodat er geen stuk
spaan op de buiseinden achterblijft. Na het terugklappen van de schaaf wor-
den de geschaafde buiseinden proefsgewijs tegen elkaar gedrukt om de
vlakteparalleliteit en het axiale verzet te kontroleren. De vlakteparalleliteit
mag bij de opwarmdruk niet boven de in fig. 7 aangegeven spleetbreedte
uitkomen, het verzet op de buitenzijde van de buis mag maximaal 10 % van
de wanddikte bedragen. De geschaafde lasvlakken mogen voor het lassen
niet meer aangeraakt worden.
Indien de buis of het hulpstuk aan één kant niet verder of helemaal niet ge-
schaafd wordt, echter aan de andere kant nog wel geschaafd moet worden,
dan wordt de aanslag aan de onderkant van de schaafbehuizing naar die
kant uitgeklapt , die niet meer geschaafd behoeft te worden.
3.5. Werkvolgorde bij stomplassen
Bij het stomplassen worden de voegvlakken door een verwarmingselement
op lastemperatuur verwarmd en na het verwijderen van het verwarmings-
element onder druk gelast. Voor iedere las moet de temperatuur van het ver-
warmingselement ter hoogte van het werkbereik van het verwarmingsele-
ment gekontroleerd worden. Zonodig dient men de temperatuur van het ver-
warmingselement, zoals in 2.6. beschreven, te korrigeren. Bovendien moet
voor iedere las het verwarmingselement met een niet-pluizend stuk papier
of doek en spiritus of technisch alcohol gereinigd worden. In het bijzonder
mogen er geen kunststofresten op de coating blijven plakken. Tijdens het
reinigen van het verwarmingselement moet er beslist op gelet worden, dat
de anti-adhesieve coating van het verwarmingselement niet door gebruik
van gereedschappen beschadigd wordt.
De werkvolgde wordt in fig. 8 afgebeeld.
3.5.1. Opwarmen
Bij het opwarmen worden de te lassen voegvlakken zolang tegen het ver-
warmingselement gedrukt tot zich een ril gevormd heeft. Tijdens het op-
warmen is b.v. voor PE een opwarmdruk nodig van 0,15 N/mm² (DVS 2207
Teil 1).
Overeenkomstig de verschillende buisdiameters en van de noodzakelijke
drukklasse afhankelijke verschillende buiswanddikten, moet de drukkracht
berekend worden, die tegen de voegvlakken aangezet behoort te worden
om deze opwarmdruk van 0,15 N/mm² te bereiken. De drukracht F wordt
berekend uit het produkt van de opwarmdruk p en de buisoppervlakte A
NLD
Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Sss 160 kSss 250 kSss 315 rf

Tabla de contenido