Abiomed Impella 5.0 Manual Del Usuario página 94

Ocultar thumbs Ver también para Impella 5.0:
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 27
6.
Plaats de nieuwe spoelcassette in de controller. Schuif de spoelschijf
op zijn plaats en trek de spoelslang uit via de opening in de klep van
het spoelcassettecompartiment wanneer u de klep sluit.
7.
Controleer of de luer is losgekoppeld. Druk op VOLGENDE om de
spoelcassette voor te vullen. Zodra het voorvullen is voltooid, wordt u
gevraagd de spoelslang aan te sluiten op de Impella 5.0 katheter.
8.
Werk de spoelvloeistofgegevens bij.
a. Als u de standaardspoelvloeistofwaarden die op het
scherm worden weergegeven wilt selecteren, selecteert u
BEVESTIGEN.
b. Als u de spoelvloeistofgegevens wilt wijzigen, selecteert u
BEWERKEN. Gebruik vervolgens de schermtoetsen om de
waarden te veranderen. Druk op de toets GEREED om de
bewerking af te ronden.
9.
Wanneer stap 1 t/m 8 zijn voltooid, sluit u de luer van de nieuwe
spoelcassette aan op de Impella katheter.
SPOELVLOEISTOFZAK VERWISSELEN
Opmerking over spoeloplossing in flessen: Als de spoeloplossing in
flessen wordt geleverd, opent u de ontluchtingsopening op de aanpriknaald
voor de spoelvloeistof en volgt u dezelfde procedure als bij spoeloplossing die
in zakken wordt geleverd.
Volg de onderstaande stappen als u alleen de spoelvloeistof wilt vervangen.
1.
Druk op SPOELSYSTEEM en selecteer 'Spoelvloeistofzak
verwisselen'.
2.
Selecteer START om te beginnen met de procedure voor verwisseling
van de vloeistof.
3.
Verwijder de oude spoelvloeistofzak en vervang deze door de nieuwe
spoelvloeistofzak aan te prikken wanneer de controller daartoe
opdracht geeft. Selecteer VOLGENDE om door te gaan naar de
volgende stap.
4.
Werk de spoelvloeistofgegevens bij.
a. Als u de standaardspoelvloeistofwaarden die op het
scherm worden weergegeven wilt selecteren, selecteert u
BEVESTIGEN.
b. Als u de spoelvloeistofgegevens wilt wijzigen, selecteert u
BEWERKEN. Gebruik vervolgens de schermtoetsen om de
waarden te veranderen. Druk op de toets GEREED om de
bewerking af te ronden.
5.
Koppel de luer los van de Impella katheter wanneer de controller daartoe
opdracht geeft. De controller vult de slang automatisch voor, zodat
de vloeistof van de vorige zak uit de slang van de spoelcassette wordt
gespoeld.
a. Als u het spoelen wilt overslaan, selecteert u VOORVULLEN
OVERSLAAN.
Opmerking: De aanwijzingen om de luer los te koppelen en
de slang automatisch voor te vullen, verschijnen alleen als de
gebruiker de glucose- of heparineconcentratie in de spoelvloeistof
heeft gewijzigd.
6.
Sluit de gele luer van de spoelcassette aan op de Impella katheter
wanneer de controller daartoe opdracht geeft.
Opmerking over het voorvullen van de spoelcassette en het
ontkoppelen van luers:
Het systeem geeft alleen opdracht om luers te verwijderen
voor het voorvullen en spoelen van de slang als de heparine- of
glucoseconcentratie is gewijzigd of als er lucht is gedetecteerd. U kunt
VOORVULLEN OVERSLAAN alleen selecteren als er geen lucht is
gedetecteerd.
92
PATIËNT ONTWENNEN
Het ontwennen van de patiënt van de Impella 5.0 katheter staat ter
beoordeling van de arts. U dient de Impella katheter voorzichtig te verwijderen
om beschadiging van de katheter te voorkomen. Probeer de Impella katheter
NIET te verwijderen via de repositioneringshuls. De Impella katheter kan niet
door de repositioneringshuls heen worden verwijderd.
De volgende protocollen voor ontwenning zijn uitsluitend vermeld
als richtlijn.
SNELLE ONTWENNING
1.
U begint de snelle ontwenning door het P-niveau van de katheter in
stappen van twee niveaus met tussenpozen van enkele minuten te
verlagen (bijvoorbeeld P-6 naar P-4 naar P-2). Verlaag het P-niveau
NIET tot minder dan P-2. Dit doet u alleen vlak voordat u de katheter
uit het ventrikel verwijdert.
2.
Als het P-niveau is verlaagd tot P-2, houdt u de patiënt gedurende
minimaal 10 minuten op P-2-ondersteuning voordat u de
circulatieondersteuning staakt.
3.
Als de hemodynamica van de patiënt stabiel blijft, verlaagt u het
P-niveau tot P-1, trekt u de katheter in de aorta en stopt u de motor
door het P-niveau tot P-0 te verlagen.
4.
Explanteer de katheter.
5.
Volg de institutionele richtlijnen voor arteriële afsluiting.
6.
Koppel de connectorkabel los van de Automated Impella Controller en
schakel de controller uit door de aan-/uitschakelaar aan de zijkant van
de controller gedurende 3 seconden in te drukken.
LANGZAME ONTWENNING
1.
U begint de langzame ontwenning door het P-niveau van de katheter
in stappen van twee niveaus met tussenpozen die afhankelijk zijn
van de hartfunctie te verlagen (bijvoorbeeld P-6 naar P-4 naar P-2).
Verlaag het P-niveau NIET tot minder dan P-2. Dit doet u alleen vlak
voordat u de katheter uit het ventrikel verwijdert.
2.
Als het P-niveau is verlaagd tot P-2, houdt u de patiënt op P-2-
ondersteuning totdat de hemodynamische activiteit van de patiënt
stabiel blijft voordat u de circulatieondersteuning staakt.
3.
Als de hemodynamica van de patiënt stabiel blijft, verlaagt u het
P-niveau tot P-1, trekt u de katheter in de aorta en stopt u de motor
door het P-niveau tot P-0 te verlagen.
4.
Explanteer de katheter.
5.
Volg de institutionele richtlijnen voor arteriële afsluiting.
6.
Koppel de connectorkabel los van de Automated Impella Controller en
schakel de controller uit door de aan-/uitschakelaar aan de zijkant van
de controller gedurende 3 seconden in te drukken.
Gebruikershandleiding
loading