Geen gesegmenteerde diamant-doorslijpschijven
met segmentsleuven van meer dan 10 mm
gebruiken. Alleen negatieve segmentsnijdhoeken
zijn toegestaan.
Gebruik gebonden doorslijpschijven alleen als deze
versterkt zijn.
Schakel de machine niet in wanneer
veiligheidsvoorzieningen of onderdelen van het
gereedschap ontbreken of defect zijn.
Wanneer de machine bij het inschakelen zeer snel
tot het maximale toerental versnelt, is er sprake van
een elektronische fout. Andere elektronische
veiligheidsfuncties staan niet meer ter beschikking.
Laat de machine direct repareren (zie hoofdstuk
12.).
Maak gebruik van elastische tussenlagen, wanneer
deze bij het schuurmateriaal ter beschikking
gesteld worden en vereist zijn.
Neem de opgaven van de fabrikant van het
gereedschap of de accessoires in acht! Zorg ervoor
dat de schijven beschermd zijn tegen vet en stoten!
Inzetgereedschap dient zorgvuldig, volgens de
aanwijzingen van de fabrikant, te worden bewaard
en gebruikt.
Gebruik doorslijpschijven nooit voor het grof slijpen
of ontbramen! Er mag geen zijwaartse druk op
doorslijpschijven worden uitgeoefend.
Het werkstuk dient stevig te liggen en beveiligd te
zijn tegen wegglijden, bijv. met behulp van
spaninrichtingen. Grote werkstukken dienen
voldoende te worden ondersteund.
Wordt er inzetgereedschap met schroefdraadinzet
gebruikt, dan mag het einde van de spindel de
gatenbodem van het schuurgereedschap niet
raken. Let erop dat de schroefdraad in het
inzetgereedschap lang genoeg is om de
spindellengte op te nemen. De schroefdraad van
het inzetgereedschap moet bij de schroefdraad op
de spindel passen. Zie voor de lengte en de
schroefdraad van de spindel pagina 3 en hoofdstuk
14. Technische gegevens.
Het gebruik van een geschikte stationaire
afzuiginstallatie wordt aanbevolen. Schakel altijd
een aardlekschakelaar (RCD) met een max.
aanspreekstroom van 30 mA voor de machine.
Wanneer de haakse slijper door de
aardlekschakelaar is uitgeschakeld, moet de
machine worden gecontroleerd en gereinigd. Zie
hoofdstuk 9. Reiniging.
Beschadigde, onronde resp. vibrerende
gereedschappen mogen niet gebruikt worden.
Schade aan gas- of waterleidingen, elektrische
geleiders en dragende wanden (statica)
voorkomen.
De stekker altijd uit het stopcontact halen voordat er
instellings-, ombouw- of
onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd.
Een beschadigde of gebarsten extra greep dient te
worden vervangen. Indien de extra greep defect is
de machine niet gebruiken.
Een beschadigde of gebarsten beschermkap dient
te worden vervangen. Indien de beschermkap
defect is de machine niet gebruiken.
Kleine werkstukken bevestigen. Bijv. in een
bankschroef spannen.
Als schijven met flens-montage voor een dubbel
doeleinde (gecombineerde slijp- en
doorslijpschijven) worden gebruikt, mogen alleen
de volgende typen beschermkappen worden
gebruikt: type A, type C.
Zie hoofdstuk 11.
De juiste beschermkap gebruiken:
De verkeerde beschermkap kan verlies van
controle en ernstig letsel tot gevolg hebben.
Voorbeelden van onjuist gebruik:
- Bij gebruik van een beschermkap type A voor
zijdelings slijpen kunnen beschermkap en
werkstuk elkaar hinderen, wat leidt tot
onvoldoende controle.
- Bij gebruik van een beschermkap type B voor het
doorslijpen met gebonden doorslijpschijven
bestaat een verhoogd risico, te worden
blootgesteld aan de onstane vonken en
slijpdeeltjes evenals fragmenten van de slijpschijf
in geval van een slijpschijfbreuk.
- Bij gebruik van een beschermkap type A, B, C
voor het doorslijpen of zijdelings slijpen in beton of
metselwerk bestaat een verhoogd risico door
stopfexplosie evenals door verlies van controle
met terugslag als gevolg.
- Bij gebruik van een beschermkap type A, B, C met
een plaatborstel die dikker is dan toegestaan,
kunnen de draden de beschermkap raken wat tot
gevolg kan hebben dat de draden breken.
Gebruik altijd een bij het inzetgereedschap
passende beschermkap. Zie hoofdstuk 11.
De stofbelasting verminderen:
WAARSCHUWING - Sommige stofdeeltjes
die worden geproduceerd bij het schuren,
zagen, slijpen, boren en ander werk bevatten
chemicaliën waarvan bekend is dat ze kanker,
geboorteafwijkingen of andere reproductieve
schade kunnen veroorzaken. Enkele voorbeelden
van deze chemicaliën zijn:
- lood van loodhoudende verf,
- mineraalstof van bakstenen, cement en andere
metselwerkmaterialen, en
- arseen en chroom uit chemisch behandeld hout.
Het risico dat u hierbij loopt varieert, afhankelijk van
hoe vaak u met dit soort werk bezig bent. Om de
blootstelling aan deze chemicaliën te verminderen:
Werk in een goed geventileerde ruimte en werk met
goedgekeurde persoonlijke
beschermingsmiddelen zoals stofmaskers die
speciaal zijn ontwikkeld voor het filteren van
microscopische deeltjes.
Dit geldt ook voor stof van andere materialen, zoals
sommige houtsoorten (zoals eiken- of beukenstof),
metalen, asbest. Andere bekende ziektes zijn
bijvoorbeeld allergische reacties, aandoeningen
van de luchtwegen. Laat geen stof in uw lichaam
komen.
Neem de richtlijnen en nationale voorschriften in
acht die van toepassing zijn op uw materiaal,
NEDERLANDS nl
31