Veiligheidsinstructies
■
Levensgevaar door vergiftiging
De uitlaatgassen van de motor bevatten kool-
monoxide, dat voor een mens binnen enkele
minuten dodelijk kan zijn. Let voor of tijdens
het gebruik op het volgende:
■
Laat de motor nooit draaien in gesloten
ruimten, maar altijd uitsluitend in de bui-
tenlucht.
■
Adem geen uitlaatdampen in.
■
Schakel de motor uit wanneer u tijdens
het gebruik van het apparaat misselijk,
duizelig of onwel wordt.
■
Gebruik de motor uitsluitend wanneer deze in
onberispelijke staat verkeert.
■
Stel de veiligheids- en beveiligingsvoorzienin-
gen niet buiten werking.
■
Draag gehoorbescherming.
■
Lees de aanwijzingen in deze gebruikshand-
leiding en in de gebruikshandleiding van de
grasmaaimachine, waarin de motor is inge-
bouwd, aandachtig door en volg deze steeds
op. Leer om de motor snel uit te schakelen.
■
Gebruik nooit startsprays of soortgelijke mid-
delen.
3.1
Gebruiker
■
Personen van jonger dan 16 jaar en perso-
nen die de gebruiksaanwijzing niet hebben
gelezen, mogen de motor niet gebruiken.
Eventuele landspecifieke veiligheidsvoor-
schriften voor de minimumleeftijd van de ge-
bruiker naleven.
■
Motor niet onder invloed van alcohol, drugs
of medicijnen in werking stellen.
3.2
Veiligheid van personen, dieren en
eigendommen
■
Gebruik de motor uitsluitend waarvoor deze
bedoeld is. Niet-reglementair gebruik kan let-
sel en materiële schade veroorzaken.
■
De gebruiker is verantwoordelijk voor eventu-
eel letsel bij derden en voor materiële scha-
de.
■
Houd anderen uit de buurt van de gevarenzo-
ne.
■
Schakel de motor alleen in als er geen perso-
nen of dieren in het werkgebied aanwezig
zijn.
■
Houd een veiligheidsafstand aan tot perso-
nen en dieren of schakel de motor uit als per-
sonen of dieren naderen.
457870_b
■
Houd de stroom van uitlaatgassen nooit ge-
richt op personen of dieren, of op brandbare
producten en voorwerpen.
■
Grijp niet in het aanzuig- en luchtfilter als de
motor draait. De draaiende onderdelen kun-
nen letsel veroorzaken.
■
Schakel de motor altijd uit wanneer u deze
niet nodig heeft, bijv. bij het verplaatsen naar
een ander werkgebied, bij onderhoudswerk-
zaamheden, bij het tanken van het benzine-
oliemengsel.
■
Gebruik de motor niet in slecht geventileerde
werkomgevingen (bijv. garage). De uitlaat-
gassen bevatten giftig koolmonoxide en an-
dere schadelijke stoffen.
■
Schakel de motor in het geval van een onge-
luk onmiddellijk uit, om verder letsel of mate-
riële schade te voorkomen.
■
Gebruik de motor nooit met versleten of de-
fecte onderdelen. Versleten of defecte onder-
delen kunnen ernstig letsel veroorzaken.
■
Gebruik uitsluitend originele reserveonderde-
len en origineel toebehoren.
■
Berg de motor buiten het bereik van kinderen
op.
■
Instrueer kinderen en jongeren niet met de
motor te spelen.
3.3
Omgang met benzine en olie
■
Explosie- en brandgevaar:
Bij het ontsnappen van een benzine-lucht-
mengsel ontstaat potentieel explosieve atmo-
sfeer. Door een ondeskundige omgang met
brandstoffen kunnen deze ontsteken, explo-
deren en ontbranden, wat tot zwaar letsel en
zelfs sterfgevallen kan leiden. Neem het vol-
gende in acht:
■
Rook nooit, terwijl u met benzine werkt.
■
Werk uitsluitend in de buitenlucht met
benzine en nooit in afgesloten ruimten.
■
Neem beslist altijd de volgende gedrags-
regels in acht.
■
Transporteer en bewaar benzine en olie uit-
sluitend op in goedgekeurde voorraadvaten.
Zorg ervoor dat de opgeslagen benzine en
olie niet toegankelijk zijn voor kinderen.
■
Zorg ervoor, om bodemvervuiling (milieube-
scherming) te vermijden, dat bij het tanken
geen benzine en geen olie in de aarde te-
rechtkomt. Gebruik bij het tanken een trech-
ter.
27