Control Pro 250 M
12. Koppel het spuitpistool met behulp van schroefsleutels (13) van de verfslang.
13. Verwijder het mondstuk (1), sluitring (2) en de houder (3) uit de mondstukhouder (4) en reinig alle delen grondig. (Afb. 22)
14. Plaats de houder en de sluitring weer in de mondstukhouder.
Schroef de mondstukhouder op het pistool.
15. Verwijder de aanzuigslang van het basistoestel.
16. Verwijder de retourleiding.
17. Veeg beide slangen van buiten schoon.
18. Trek de filterschijf (1) voorzichtig uit de aanzuigfilter. (Afb. 23)
19. Reinig de filterschijf grondig onder stromend water.
20. Verwijder de hogedrukslang met een schroefsleutel (17) van het basisapparaat.
21. Dompel het inlaatventiel in een met conserveringsmiddel (bijv. huishoudolie) gevuld reservoir. (Afb. 24)
22. Sluit de stekker aan.
23. Houd een doek voor de slangaansluiting en schakel het apparaat voor ca. 5 seconde in. (Afb. 25)
De pomp wordt door dit proces geconserveerd.
Onderhoud en reparaties
Voor alle werkzaamheden aan het apparaat drukontlasting uitvoeren en netstekker uit de contactdoos
halen.
Gevaar
a) Reiniging inlaatventiel
Als er bij het aanzuigen van het materiaal problemen optreden, moet eventueel de inlaatventiel gereinigd of
i
vervangen worden. Problemen kunnen worden vermeden, als het apparaat altijd zoals voorgeschreven wordt
gereinigd en onderhouden.
1. Verwijder de aanzuigslang van het basistoestel.
2. Verwijder het inlaatventiel (afb. 26, 1) met een schroefsleutel (20) of inbussleutel (10 mm) van het basisapparaat.
3. Verwijder de ventielhouder (afb. 26, 2), kogel (3) en O-ring (4) uit het inlaatventiel.
4. Reinig de opname voor het inlaatventiel en alle onderdelen grondig met een geschikte reinigingsoplossing of vervang ze indien
nodig.
5. Vet de O-ring (afb. 26, 5) op het inlaatventiel in.
6. Plaats de ventielhouder, kogel en O-ring weer in het inlaatventiel.
7. Draai het inlaatklepeenheid terug in de basistoestel.
b) Reiniging uitlaatventiel
Bij een slecht spuitbeeld moet het uitlaatventiel worden gereinigd of vervangen. Problemen kunnen worden
i
vermeden, als het apparaat altijd zoals voorgeschreven wordt gereinigd en onderhouden.
1. Verwijder de hogedrukslang met een schroefsleutel (17) van het basisapparaat.
2. Draai de schroef (inbussleutel 2,5 mm) op het uitlaatventiel (afb. 27) los, maar verwijder de schroef niet.
3. Verwijder het uitlaatventiel (afb. 28, 1) met een schroefsleutel (16) van het basisapparaat.
4. Reinig de opname voor het uitlaatventiel en het uitlaatventiel grondig met een geschikte reinigingsoplossing of vervang het
uitlaatventiel indien nodig.
5. Plaats het nieuwe of gereinigde uitlaatventiel weer terug.
6. Draai de schroef (afb. 27) weer vast.
NL
51