OBJ_BUCH-0000000151-001.book Page 29 Thursday, November 14, 2013 2:00 PM
Bediening
Dit gereedschap heeft een automatische afsluitvoorzie-
ning die voorkomt dat de vloeistof in de verdichte lucht-
stroom terechtkomt. Om overlopen van het reservoir
met afgezogen vloeistof te voorkomen, maakt u het
reservoir regelmatig leeg.
Oude remvloeistof verwijderen
Reinig de buitenkant van de kap en de remcilinder.
Verwijder de kap van het voorraadreservoir van de
hoofdremcilinder.
Sluit schone, gereguleerde perslucht (tussen 4,1 bar
(60 psi) en 10,3 bar (150 psi)) op de snelsluitnippel
van de draaibare luchtinlaat aan.
Verbind het daarvoor bestemde uiteinde van de
afzuigslang met de vloeistofingang van de wisselaar-
deksel.
Plaats het andere uiteinde van de afzuigslang in het
voorraadreservoir van de hoofdremcilinder. Druk op
de blauwe drukknop en laat deze meteen weer los om
de vlotter terug te zetten. Het duurt enkele seconden tot
de onderdruk is opgebouwd. Verwijder alle resten.
Schakel het afzuigapparaat uit nadat de volledige
remvloeistof verwijderd is en voeg nieuwe remvloeistof
toe.
Onderdrukontluchting van de rem-
leidingen en de wielremcilinder
Reinig alle ontluchtingsschroeven.
Sluit schone, gereguleerde perslucht (tussen 4,1 bar
(60 psi) en 10,3 bar (150 psi)) op de snelsluitnippel
van de draaibare luchtinlaat aan.
Verbind het desbetreffende uiteinde van de ontluch-
tingsslang aan de vloeistofingang van de wisselaar-
deksel.
Schuif het rubber aansluitstuk aan het andere uiteinde
van de remontluchtingsslang op de nippel van de ont-
luchtingsschroef.
Schakel het luchtventiel in. Druk op de blauwe druk-
knop en laat deze onmiddellijk weer los om de vlotter
te resetten. Het duurt enkele seconden tot de onder-
druk is opgebouwd. Draai de ontluchtingsschroef los.
(ontluchtingsschroef niet verwijderen!)
Laat de ontluchtingsschroef geopend tot nieuwe vloei-
stof zichtbaar door de ontluchtingsschroef stroomt.
Draai vóór het verwijderen van het rubber aansluitstuk
of het uitschakelen van de ontluchter de ontluchtings-
schroef weer vast.
Aanwijzing voor alle gebruik:
Aanwijzing ten aanzien van de hoofdremcilinder: Bij
de onderdrukontluchter hoort een automatische navu-
leenheid die het niveau van de nieuwe remvloeistof
regelt. Volg de aanwijzingen van de navuleenheid om
te voorkomen dat er lucht terechtkomt in de hoofdrem-
cilinderzuiger, de remleidingen en de wielremcilinder.
Neem daarbij de richtlijnen van de fabrikant van het
voertuig in acht.
Tijdens het ontluchten wordt lucht in de leidingen gezo-
gen. Dit is normaal en geen storing. Om het naar bin-
nen zuigen van lucht te voorkomen of te verminderen,
brengt u vóór het ontluchten siliconenvet op de schroef-
draad van de ontluchtingsschroeven aan.
Het rubber aansluitstuk van de ontluchtingsslang moet
aan de ontluchtingsschroef aangesloten blijven. De
onderdruk moet bij het sluiten van de ontluchtings-
schroef in stand worden gehouden. Daardoor wordt
voorkomen dat vóór het aandraaien en afdichten van
de ontluchtingsschroef lucht naar binnen wordt gezo-
gen.
Als geen automatische bijvuleenheid zoals bij dit
gereedschap wordt meegeleverd, dient u regelmatig
het vulpeil van de remvloeistof te controleren.
Oude remvloeistof uit koppelings-
gevercilinder verwijderen
Reinig de koppelingsgevercilinder en de deksel aan de
buitenzijde.
Verwijder de deksel van het voorraadreservoir van de
koppelingsgevercilinder.
Sluit schone, gereguleerde perslucht (tussen 4,1 bar
(60 psi) en 10,3 bar (150 psi)) op de snelsluitnippel
van de draaibare luchtinlaat aan.
Verbind het daarvoor bestemde uiteinde van de
afzuigslang met de vloeistofingang van de wisselaar-
deksel.
Steek het andere uiteinde van de afzuigslang in het
voorraadreservoir van de koppelingsgevercilinder.
Druk op de blauwe drukknop en laat deze onmiddellijk
weer los om de vlotter terug te zetten. Het duurt enkele
seconden tot de onderdruk is opgebouwd. Verwijder
alle resten.
Schakel het afzuigapparaat uit nadat de volledige
remvloeistof verwijderd is en voeg nieuwe remvloeistof
toe.
29