Allmatic BOOMY4 Manual Del Usuario página 174

Operatore irreversibile ambidestro per passi carrai
Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

3. MODUS VAN ACTIVERING VAN DE OPENINGSPROCEDURE IOM (0 – 1) standaard = 0
Als u hebt geselecteerd dat een accessoire het openen opdracht geeft (IAO-parameter) kunt u bepalen wanneer dit gebeurt.
Waarde 0 = de openingsprocedure begint wanneer een impuls is vastgelegd.
Waarde 1 = zodra een impuls is ontvangen in de geselecteerde inzending, wacht de openingsprocedure op de uitschakeling
van deze impuls en begint deze vervolgens.
4. ACTIVERINGSMODUS VAN DE SLUITINGSPROCEDURE ICM (0 – 1) standaard = 0
Als u hebt geselecteerd dat een accessoire opdracht geeft om te sluiten (IAC-parameter) kunt u bepalen wanneer dit gebeurt.
Waarde 0 = de sluitingsprocedure begint wanneer een impuls is vastgelegd.
Waarde 1 = zodra een impuls is ontvangen in de geselecteerde inzending, wacht de sluitingsprocedure op de uitschakeling
van deze impuls en begint deze vervolgens.
5-6-7-8-9. POLARITEIT VAN DE ACCESSOIRES INGANG PH1, PH2, S1, S2, PS3 (0 – 3) standaard = 0
Met deze parameters kan de polariteit van de ingang die op de regeleenheid is aangesloten afzonderlijk worden bepaald. Met PS3
worden zowel de fotocel PH3 als de magneetlus S3 gelijktijdig ingesteld.
Waarde 0 = geselecteerd contact NC van invoerapparaat (normaal gesloten).
Waarde 1 = contact NO (maakcontact) van het geselecteerde invoerapparaat.
10-11. CONFIGURATIE VAN LED-UITVOER TERWIJL DE AUTOMATISERING WERKT OLM EN CLM (0 – 4) standaard = 1
Deze parameters bepalen de werking van de LED-strips tijdens het openen (OLM) en het sluiten (CLM).
Waarde 0 = LED-uitgang uitgeschakeld.
Waarde 1 = LED CONTINU AAN tijdens beweging en LED UIT aan het einde van beweging.
Waarde 2 = LED CONTINU AAN tijdens beweging en LED AAN het einde van beweging.
Waarde 3 = KNIPPERENDE LED tijdens beweging en UIT aan het einde van beweging.
Waarde 4 = KNIPPERENDE LED tijdens beweging en AAN het einde van beweging.
12. CONFIGURATIE VAN LED-KNIPPERMODUS BLM (0 – 4) standaard = 0
Selectie van het type flitsen dat door de LED's wordt uitgevoerd, op een cyclustijd van in totaal 500 ms.
Waarde 0 = normale impuls (250 ms AAN – 250 ms UIT).
Waarde 1 = korte impuls (125 ms AAN – 375 ms UIT).
Waarde 2 = normale en zachte impuls (250 ms AAN – 250 ms helling naar UIT).
Waarde 3 = korte en zachte impuls (125 ms AAN – 375 ms helling naar UIT).
Waarde 4 = knippert zacht (250 ms helling naar AAN – 250 ms helling naar UIT).
13. DE WERKING VAN DE STROOMSENSOR SNM (0 – 3) standaard = 1
Met deze parameter selecteert u wanneer de sensor interventie moet laten optreden.
Waarde 0 = geen uit te voeren interventie.
Waarde 1 = volledige interventie op mechanische aanslagen en interventie op een obstakel tijdens alle amplitude van de
beweging.
Waarde 2 = interventie alleen op een obstakel tijdens de beweging.
Waarde 3 = interventie alleen bij mechanische aanslagen.
14. HUIDIGE SENSOR INTERVENTIETIJD Sit (1 – 10 x 100 ms) standaard = 2
Tijd waarna de sensor van de stationaire motor (stroomsensor) ingrijpt bij de aanwezigheid van een obstakel.
15. HUIDIGE SENSOR DEACTIVERING TIJD OP CUE SDT (0 – 30 x 100 ms) standaard = 15
Tijd dat de stroomsensor is uitgeschakeld bij het starten van de motor.
16. ACTIE DIE MOET WORDEN UITGEVOERD BIJ HET DETECTEREN VAN OBSTAKELS BIJ HET SLUITEN VAN IBM (0 – 1)
standaard = 0
Gedrag van de regeleenheid na detectie van een obstakel in de sluitingsfase.
Waarde 0 = stopt de automatisering en geeft opdracht tot een korte opening.
Waarde 1 = stopt de automatisering en geeft opdracht tot een volledige opening.
17. ACCELERATIESTAND Ura (0 – 20 *100 ms) standaard = 15
Met deze parameter kunt u de duur van de acceleratie-stand instellen tijdens het starten van de motor (tijd om van 0 tot SPN te
komen). Hoe hoger de waarde, hoe langer de helling. Met Ura = 0 acceleratiestand gedeactiveerd en start de motor abrupt op
volle snelheid.
30 / 36 - Nederlandse
6-1622396 - rev. 3 - 21/09/2021
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido