Art 71-626 Manual De Instrucciones página 78

Tabla de contenido
info climb-ART.de
@
Onderhoud:
Dit apparaat behoeft geen speciaal onderhoud. Het is echter belangrijk dat het na ieder gebruik wordt schoongemaakt en indien nodig wordt gedroogd om
afzettingen van vuil en stof, met name in de beweegbare onderdelen, te verhinderen en om corrosie te voorkomen.
Het ART-advies:
Het reinigen en oliën van de metalen componenten, met name van de beweegbare onderdelen, en de opslag hiervan met een neutrale olie
zoals Balistol zorgt voor een gemakkelijk gebruik en langdurig goede aanblik.
Lokale veiligheidsbeoordeling:
Voor het gebruik van dit apparaat en de gehele uitrusting moet een veiligheidsbeoordeling van het klimobject en zijn omgeving plaatsvinden. Gevaren die
zijn ontdekt moeten consequent worden uitgeschakeld. Alle factoren die voor een eventuele reddingsactie vereist zijn, moeten worden vastgesteld:
- bijzonderheden ter plekke.
- beschikbare telefoons voor het alarmnummer.
- plaatsbepalingen- en aanduidingen alsook toegangswegen.
- kwalificaties en kennis van het klimteam op het gebied van klimtechniek, werkwijze, redding en eerste hulp.
- aanwezigheid en inzetbaarheid van de noodzakelijke uitrusting en techniek.
- minstens één andere opgeleide klimmer moet altijd in zicht- en op roepafstand zijn.
Klimaatfactoren:
Elke uitrusting van ART mag uitsluitend worden ingezet bij een omgevingstemperatuur van -30 °C tot +40 °C. Dit geldt alleen al om redenen van persoonlijke
bescherming. Vooral bij vorst moet er op gelet worden dat alle beweegbare metalen onderdelen (bijv. het klemmechanisme) vrij van ijs en sneeuw blijven.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen herhaaldelijke functietests nodig zijn. Bij bijzondere weersomstandigheden zoals sterke neerslag, sterke wind,
naderend onweer moet iedere klimactie kritisch worden beoordeeld en eventueel achterwege worden gelaten.
Let op!
Dit apparaat dient principieel uitsluitend voor het zekeren van personen! Het verankeringspunt (boom, deel van gebouw, drager, steiger enz.) voor
het touwsysteem moet een minimale belastbaarheid van 12 kN hebben. De verankeringsinstallatie moet na een vakkundige beklimming en de bevestiging
van een correcte, korte veiligheidslijn zo geplaatst worden dat zij zich constant boven de klimmer bevindt. Ook moet steeds met gespannen touw worden
geklommen om het risico op een vrije val te minimaliseren.
Verontreiniging/opslag:
In geval van verontreiniging kunnen alle onderdelen van dit apparaat met water en neutrale zeep tot 40 °C worden gereinigd. Na het wassen moeten alle
textiele onderdelen (voor zover aanwezig) met schoon water zorgvuldig worden uitgespoeld. Om te drogen dient dit apparaat te worden opgehangen op
een plek in de schaduw die goed geventileerd is. Het apparaat mag niet op sterk verwarmde oppervlakten zoals een verwarming of bij een vuurtje worden
gedroogd. Verontreinigingen van de metalen delen door boomhars kunnen het best worden verwijderd nadat ze zijn ingesmeerd met boter. Tijdens het
gebruik, het transport of de opslag mag dit apparaat niet worden blootgesteld aan schadelijke invloeden zoals warmtebronnen boven 55°C, vuur, vliegende
vonken, bijtende stoffen, zuren (autoaccu's en hun gassen), brandstoffen, olies enz. Er dient gelet te worden op een geschikte verpakking (zak) tijdens het
transport.
• Voor de volgende apparaten (Cocoon 5, LockJack Sport, RopeGuide 2010, RopeGuide TwinLine, SnakeAnchor, SnakeTail, SpiderJack 2.1 en SpiderJack 3)
geldt:
Redding:
Reddingsacties zijn met dit product toegestaan. Het maximale totale gewicht van redder en te redden persoon bedraagt 250 kg. Zodra de te
redden persoon veilig verbonden is met de redder en zijn klimsysteem, mag het klimsysteem van de te redden persoon worden losgemaakt als dit nodig is.
Reddingsoefeningen dienen te worden uitgevoerd met redundante beveiliging.
• Voor de volgende apparaten (RopeGuide 2010 en RopeGuide TwinLine) geldt:
Bijzonderheid:
De antivalvoorziening (ZIP-Absorber) van een Ropeguide 2010/RopeGuide TwinLine reduceert de kracht van een verticale val (factor 1) vanaf
1 meter met een gewicht van 100 kg tot onder 6 kN, ook bij gebruik van statische touwen.
Maar pas op!
De antivalvoorziening is bedoeld voor het verhogen
van de passieve veiligheid en mag absoluut niet verleiden tot de veronderstelling dat hierdoor vallen zonder verwondingen gegarandeerd kan worden.
Obstakels op de valplek alsook een ongelukkige lichaamshouding bij het opvangen kunnen bijvoorbeeld ernstig letsel veroorzaken.
Let op!
Bij een slingerende
val aan een gespannen touw wordt geen bandvaldemper geactiveerd! Dit apparaat dient principieel uitsluitend voor het zekeren van personen! Het
verankeringspunt (boom, deel van een gebouw, drager, steiger enz.) voor het touwsysteem moet een minimale belastbaarheid van 12 kN hebben.
De verankeringsinstallatie moet na een vakkundige beklimming en de bevestiging van een correcte, korte veiligheidslijn zo geplaatst worden dat zij zich
constant boven de klimmer bevindt. Ook moet steeds met een gespannen touw worden geklommen om het risico op een vrije val te minimaliseren.
• Voor de volgende apparaten (SnakeTail en Twister) geldt:
Productspecifieke aanwijzingen:
Bij het gebruik van een verbindingsmiddel (valbeveiligingsysteem) moet er op gelet worden dat het verbindingsmiddel inclusief valdemper en verbindings-
elementen een totale lengte van maximaal 2,0 m niet mag overschrijden. Verbindingsmiddelen mogen niet met knopen bevestigd, ingekort of verlengd
worden. Het bevestigen van een verbindingsmiddel mag uitsluitend plaatsvinden aan een betrouwbaar verankeringspunt, een valbeveiligingsgordel of
andere onderdelen van het valbeveiligingsysteem. Als het verbindingsmiddel zonder karabijnhaak en zonder valdemper wordt geleverd, moet op het
volgende worden gelet: een verbindingsmiddel zonder valdemper conform EN 355 mag niet gebruikt worden in een valbeveiligingsysteem, verbindings-
elementen (karabijnhaken) voor verbindingsmiddelen conform EN 354 moeten voldoen aan EN 362. Alvorens een valbeveiligingsysteem in te zetten, moet
men er zeker van zijn dat de vereiste vrije ruimte op de werkplek (verticale ruimte) van 7 m onder de gebruiker gegarandeerd is. Verbindingsmiddelen
zonder valdemper worden ingezet als ondersteunende systemen bij de werkplekpositionering. Het bewegingsgebied van de gebruiker moet zodanig
beperkt worden dat het binnen bereik van de zone niet mogelijk is om te vallen!
Algemene aanwijzingen m.b.t. het kiezen van het verankeringspunt en veiligheid:
Alle onderdelen dienen tijdens het gebruik regelmatig gecontroleerd te worden.
Verankeringspunt:
Om grote belasting en slingerende vallen bij een val te
vermijden, moeten verankeringspunten om te zekeren zich altijd zo loodrecht mogelijk boven de te zekeren persoon bevinden. Het verbindingsmiddel vanaf
het verankeringspunt tot de gezekerde persoon dient altijd zo strak mogelijk te worden gehouden. Het vormen van een slap touw moet worden vermeden!
Het verankeringspunt moet zo worden bevestigd dat zich bij het fixeren van de PBM geen invloeden kunnen voordoen die de stevigheid verminderen en
dat zij tijdens gebruik niet worden beschadigd. Scherpe kanten, scherpe bergkammen en beknellingen kunnen de stevigheid sterk verminderen, eventueel
dienen deze door geschikte hulpmiddelen te worden afgedekt. Het verankeringspunt en de verankering moeten bestand zijn tegen belasting die in het
ongunstigste geval kan voorkomen. Ook bij het conform EN 363 (valbeveiligingsystemen) voorgeschreven gebruik van valdempers (conform EN 355) moeten
verankeringspunten voor opvangkrachten van minstens 12 kN gebruikt worden, zie ook EN 795.
78
Tabla de contenido
loading

Productos relacionados para Art 71-626

Tabla de contenido