4
V.S.U. SENSOR
5
PEILCONTROLE
6
GEVOEL. VOELERS
7
FEEDBACK
Regeling van de gevoeligheid van de voelers
Dit kan geregeld worden door de gevoeligheidswaarde in te stellen. Voor een nieuwe regeling moet het
volgende gedaan worden:
Controleer of het waterpeil de voelers bedekt.
Controleer of de vertraging VERTR. LAAG PEIL op nul ingesteld is.
Verander de gevoeligheidswaarde een beetje totdat de rode led "LAAG PEIL" gaat branden en de
betreffende alarmmelding verschijnt.
Verhoog de numerieke waarde van de gevoeligheid een beetje totdat de rode led "LAAG PEIL" uitgaat.
6.2.2 START-/STOPGRENZEN VAN DE POMPEN
Opmerking: De parameters GRENZEN kunnen alleen ingesteld worden bij een systeem met een druk- of
peilsensor.
Volle schaaluitslag sensor: wordt
bepaald door het type sensor dat
gekozen is.
Druk
0-10 bar
0-16 bar
0-25 bar
0-50 bar
Peil
Ultrasoon: 0-15 m
Piëzometrisch: 0-10 m
Temperatuur
-20 + 100 °C
Debiet
DN80 3,62-181 m3/h
DN100 5,65-283 m3/h
DN125 8,84-442 mc/h
DN150 12,7-637 m3/h
DN200 22,6-1131 m3/h
DN250 35.3-1727 m3/h
Systeem dat gebruikt wordt voor
het controleren van laag peil/lage
druk met
voelers/vlotterschakelaar/min.
drukregelaar aangesloten op de
daarvoor bestemde klemmen HIGH
(22), LOW (23) en COM (24).
Regeling van de gevoeligheid van
de voelers op basis van de
geleidbaarheid van het water.
Instelling van het analoge signaal
dat als feedback voor het systeem
gebruikt wordt.
Als er AI2 of A12 geselecteerd is,
wordt bij een defect aan een sensor
automatisch gezorgd voor feedback
door de andere sensor.
0-10 bar
0-16 bar
0-25 bar
0-50 bar
Ultras. 0-15 m
Piëzom. 0-10 m
GEEN
DRUKREG/VLOTT.
DRIE VOELERS
5-100 kOhm
AI1
AI2
AI1/AI2
nl
0-10.00 bar
DRUKREG./
VLOTT.SCH.
50 kOhm
AI1/AI2
177