Bewaar het apparaat als u het niet gebruikt
■
op een droge locatie, buiten het bereik van
kinderen.
Zorg altijd op voldoende ventilatie op de
■
werkplek.
Houd het apparaat uit de buurt van kinderen
■
en laat het niet onbewaakt liggen. Bewaar het
apparaat, wanneer het niet in gebruik is, op
een plaats die beveiligd is tegen onbevoegd
gebruik.
Voorspelbare gevaren en waarschuwingen m.b.t.
de algemene toepassing van het gereedschap
worden hierna beschreven. Beoordeel de speci-
fieke risico's, die bij elk gebruik kunnen ontstaan.
Gevaar voor rondvliegende onderdelen
In de volgende situaties de persluchttoevoer
■
loskoppelen:
• Bij het niet gebruiken.
• Vóór onderhoud of reparaties.
• Vóór het verhelpen van een blokkade.
• Optillen, neerlaten of andere bewegin-
gen van het gereedschap op een nieuwe
locatie.
• Als het gereedschap onbewaakt of buiten
controle van de bediener is.
• Als aanpassingen worden uitgevoerd.
• Vóór het verwijderen van bevestigingsele-
menten uit het magazijn of
• Wisselen/vervangen van accessoires
• Let er tijdens gebruik op dat de bevesti-
gingselementen correct in het materiaal
binnendringen en niet worden afgevuurd in
de richting van de bediener en/of andere
personen en niet van richting kunnen ver-
anderen.
Tijdens gebruik kunnen brokstukken van het
■
werkstuk of door het bevestigings- of bundel-
systeem worden afgegeven.
Draag tijdens gebruik van het gereedschap
■
altijd een stootbestendige oogbescherming
met zijbescherming. De risico's voor andere
personen moeten altijd worden beoordeeld
door de gebruiker.
Wees voorzichtig met gereedschappen
■
zonder werkstukcontact, omdat ze onbedoeld
kunnen worden afgevuurd en letsel kunnen
veroorzaken bij de bediener en/of omstan-
ders.
84
Veiligheidsaanwijzingen
Zorg dat het gereedschap altijd veilig op het
■
werkstuk aanligt en niet kan wegglijden.
Gevaren tijdens gebruik
Houd het gereedschap goed vast en wees
■
gereed om de normale en plotselinge bewe-
gingen, bijv. een terugslag, tegen te werken.
Zorg altijd voor een uitgebalanceerde
■
lichaamshouding en een dat u stabiel staat.
Geschikte veiligheidsbrillen moeten worden
■
gebruikt en geschikte handschoenen en be-
schermende kleding worden aanbevolen.
In enkele werkomgevingen zijn stofmaskers,
■
veiligheidshelmen, veiligheidsschoenen of is
andere persoonlijk veiligheidsuitrusting nood-
zakelijk. Werkgever, gereedschapeigenaar en
- bediener moeten alle medewerkers opdracht
geven voor het gebruik van de veiligheids-
uitrusting die nodig is voor de specifieke
werkomgeving.
Informatie over bevestigingsmiddelen vindt u
■
in de Bedieningshandleiding.
Herhalende bewegingen
Wordt een gereedschap langdurig gebruikt,
■
kunnen handen, armen, schouders, nek en
andere lichaamsdelen onaangenaam gaan
aanvoelen.
Bij het gebruik van een gereedschap moet de
■
bediener een geschikte, maar wel ergonomi-
sche houding aannemen. Zorg dat u stevig
staat en vermijd oncomfortabele of ongeba-
lanceerde lichaamshoudingen.
Heeft een gereedschapbediener symptomen,
■
zoals aanhoudende of terugkerende klachten,
pijn, kloppingen, tintelingen, doofheid, een
branderig gevoel of stijfheid, negeer deze
waarschuwingssignalen dan niet. De bediener
moet dan contact opnemen met een gekwa-
lificeerde arts en deze informeren over alle
uitgevoerde activiteiten.
Elke risicobeoordeling moet zich concentreren
■
op ziekten aan het spier- en bottenstelsel en
worden gebaseerd op de aanname dat het
verminderen van de vermoeidheid tijdens de
werkzaamheden gezondheidsklachten effec-
tief kan verminderen,