Attentie!
Het apparaat alleen met het toebehoren /
hulpstuk in de bedrijfsstand gebruiken. Het
apparaat niet zonder ingrediënten gebruiken.
Apparaat en toebehoren niet blootstellen
aan warmtebronnen. De onderdelen zijn niet
geschikt voor gebruik in een magnetron.
■ Het apparaat en het toebehoren grondig
reinigen voordat u deze voor het eerst
gebruikt, zie "Reiniging en onderhoud".
Belangrijke aanwijzing
De aanbevolen richtwaarden voor de werk-
snelheid in deze handleiding hebben betrek-
king op de apparaten met een draaiknop met
7 standen. Erachter staan tussen haakjes de
waarden voor apparaten met een draaischa-
kelaar met 4 standen.
In deze gebruiksaanwijzing vindt u een
sticker met de richtwaarden voor de werk-
snelheid van het apparaat bij gebruik van
de hulpstukken resp. het toebehoren. Wij
raden u aan deze sticker op het apparaat te
plakken (afb. C).
Voorbereiden
■ Het basisapparaat op een vlakke en
schone ondergrond zetten.
■ Het snoer afwikkelen (afb. D).
MUM52../MUM54../MUM58..
Snoeropbergvak:
De kabel tot de gewenste lengte
uittrekken.
MUM55../MUM56..
Automatische snoer o pwikkeling:
Het snoer in één keer tot de
gewenste lengte uittrekken
(max. 100 cm) en langzaam
loslaten; het snoer is gearrêteerd.
Het snoer inkorten:
Kort aan het snoer trekken en tot de
gewenste lengte laten opwikkelen. Dan
opnieuw kort aan het snoer trekken en
langzaam loslaten; het snoer is
gearrêteerd.
Attentie!
Het snoer niet draaien bij het opwikkelen.
Bij apparaten met een automatische snoer-
opwikkeling het snoer niet met de hand
inschuiven. Wanneer het snoer klemzit:
het snoer geheel afwikkelen en dan laten
opwikkelen.
■ Stekker in wandcontactdoos doen.
Kom en hulpstukken
W Verwondingsgevaar door roterende
hulpstukken!
Tijdens het gebruik nooit in de mengkom
grijpen. Altijd werken met aangebracht
deksel (12)!
Hulpstukken alleen vervangen bij stilstaande
aandrijving – na het uitschakelen loopt de
aandrijving nog even na en blijft dan staan
op de hulpstukwisselpositie. De draaiarm
pas bewegen wanneer het hulpstuk stilstaat.
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
uitsluitend worden gebruikt wanneer niet-
gebruikte aandrijvingen zijn afgedekt met
aandrijvingsbeschermdeksels (5, 8).
Attentie!
Kom alleen gebruiken voor werkzaamheden
met dit apparaat.
Roergarde (13)
voor het roeren van deeg, bijv.
roerdeeg.
Klopgarde (14)
voor het kloppen van eiwit, slagroom
en dun deeg, bijv. biscuitdeeg.
Kneedhaak (15)
voor het kneden van dik deeg en het
mengen van ingrediënten die niet
fijngemaakt mogen worden (bijv.
rozijnen, chocolaatjes)
Werken met de kom en de hulpstukken
afb. E:
■ Ontgrendelknop indrukken en de
draaiarm op positie 2 zetten.
■ Kom aanbrengen:
de kom schuin naar voren houden
en aanbrengen, tegen de klok in draaien
tot hij vastklikt.
nl
Bedienen
65