• Voor het draaien van dwarshout moet het materiaal
ook eerst ruw op maat gezaagd worden. Met de lint-
zaag ruw op maat zagen. Geschikt is een achthoekige
vorm, waar door vibraties verminderd worden.
Werkstukken centreren (Fig. 12)
Het centreren van de voorbereide werkstukken is vóór
het inzetten in de machine een belangrijke handeling.
Centreren wil zeggen: het middelpunt van het werkstuk
opmeten en met centerpons markeren.
Een putje van 1,5 à 2 mm Ø in het middelpunt slaan.
Als het werkstuk niet exact gecentreerd wordt, ontstaan
er door onbalans te sterke vibraties. Als gevolg hiervan
kan het werkstuk uit de machine geslingerd worden.
WENK: Exacte centrering van het werkstuk is zuiver
ronddraaien.
Tijdens de draaiwerkzaamheden
• Het nog ruwe werkstuk met een laag toerental bewer-
ken.
• Na het voordraaien, dat wil zeggen als de basisvorm
van het werkstuk en een gelijkmatig ronddraaien be-
reikt is, kan het toerental verhoogd worden.
• De meedraaiende centerpunt moet via het handwiel,
met uitgeschakelde motor, tussendoor bijgesteld wor-
den. De centerpunt moet goed vast in het hout zitten.
• Het werkstuk met de hand draaien om het goed vastzit-
ten tussen de punten te controleren.
Werkstuk markeren
Soms moet het werkstuk voor het afmaken uit de ma-
chine gehaald worden.
Het is handig om van tevoren met een potlood op het
werkstuk en op de meenemer een streepje aan te bren-
gen.
Bij opnieuw inspannen streepje op streepje zetten.
Vakliteratuur
De speciaalzaak biedt vakliteratuur over het draaien aan.
Voor de beginner en voor de expert een prima hulpmid-
del bij het werk, met veel ideeën voor het bewerken.
m Electrische aansluiting
De geinstalleerde electromotor is klaar voor gebruik aan-
gesloten.
De netaansluiting bij de klant en het gebruikte verleng-
snoer moeten aan de geldige voorschriften voldoen.
Belangrijke opmerking
Bij overbelasting van de motor wordt deze automatisch
uitgeschakeld. Na een afkoelperiode (van tijd tot tijd ver-
schillend) kan de motor weer worden ingeschakeld.
Beschadigde electro-aansluitings-kabels
Aan electrische aansluitingskabels ontstaan vaak isola-
tieschaden.
Oorzaken zijn:
• Kneuzingen, als de aanslutingskabel door venster- of
deurkieren geleid wordt.
• Knikken door onjuiste bevestiging of geleiding van de
aansluitingskabel.
• Sneeën door over de aansluitingskabel heen te rijden.
• Isolatieschaden door het uitrukken uit het stopcontact.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Zulke beschadigde electro-aansluitingskabels mogen
niet gebruikt worden en zijn door de isolatischaden Ie-
vensgevaarIijk.
Electrische aansluitingskabels regelmatig op schaden
contro leren. Let u er op, dat tijdens het controleren de
aan slui tingskabel niet op het stroomnet is aangesloten.
Electrische aansluitingskabels moeten aan de voor uw
land geldende bepalingen voldoen.
Wisselstroommotor
• De netspanning moet overeenkomen met de gegevens
op het typeplaatje van de motor.
• Verlengsnoeren moeten bij een lengte van 25 m een
doorsnede van 1,5 mm
meer dan 25 m ten minste 2,5 mm
• De netaansluiting heeft een zekering van 16 A traag.
• De netaansluting moet een zekering van maximaal 16
A hebben.
• Bij de aansluiting op het net of bij verandering van
standplaats moet de draairichting worden gecontro-
leerd; eventueel moet de polariteit worden verwisseld.
Aansluitingen en reparaties aan de electrische installatie
mogen alleen door een bevoegd electro-vakman worden
uitgevoerd.
Bij vragen a.u.b. de volgende gegevens aangeven:
• fabrikant van de motor
• stroomsoort van de motor
• gegevens van het typeplaatje van de machine
• gegevens van het typeplaatje van de schakelaar
Bij het terugzenden van de motor altijd de volledige aan-
drijvingseenheid met schakelaar opsturen.
m Onderhoud
• Reparatie-, onderhouds- en reinigingswerkzaamhe-
den en het verhelpen van storingen principieel alleen
met uitgeschakelde aandrijving verrichten.
• Alle bescherm- en veiligheidsinrichtingen moeten na
afloop van de reparatie en onderhoudswerkzaamhe-
den meteen weer gemonteerd worden.
• Het schroefdraad van de spil voor het opnemen van
het gereedschap reinigen en een beetje met olie in-
smeren.
• De buitenspil van de losse kop af en toe eruit draaien,
reinigen en met droog glijmiddel inspuiten. De schroef-
spil invetten.
• De excentriek-klem van de losse kop en van de sup-
port controleren en indien nodig bijstellen. Daarvoor de
inbusmoer onder de klemklauw vastdraaien.
• Aandrijfriem controleren en indien nodig vervangen.
hebben, bij een lengte van
2
.
2
nederlandse 33