* Apparaat heeft 2 batterijen nodig
** Minimaal volume van de batterijlaadruimte
*** Minimale luchtstroom tussen batterijlaadruimte en omgeving
Maximale afmetingen bij gebruik van an-
dere batterijen
L x b x h
Oplaadapparaat
Bestelnr.
24 V / 12 A
6.654-367.0
Batterijen inbouwen / aansluiten
LET OP
Beschadigingsgevaar door verkeerde poling
Let bij het aansluiten van de kabels op juiste poling.
Batterijstekker
1
Aansluiting minpool batterij 1
2
Verbindingskabel
3
Aansluiting pluspool batterij 2
4
Bevestigingsriem
5
Veiligheidsstang apparaatkap
6
Stekker apparaatbesturing
7
1. Contactsleutel uit het apparaat trekken.
2. Apparaat openen en met veiligheidsstang borgen.
3. Beide batterijen in de opname plaatsen.
4. Batterijen met de bevestigingsriem bevestigen.
5. Kabel zoals weergegeven aansluiten, op juiste montage van
de poolkappen letten.
6. Batterijstekker voor de inbedrijfstelling in de stekker van de
apparaatbesturing steken.
Batterijen laden
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische schok
Gebruik het oplaadapparaat alleen wanneer het is aangesloten
op een geschikt hoogspanningsnet met voldoende beveiliging.
Gebruik het oplaadapparaat alleen in droge ruimtes met voldoen-
de ventilatie.
LET OP
Beschadigingsgevaar door volledige ontlading
Het apparaat beschikt over een beveiliging tegen volledige ontla-
ding, d.w.z. dat als nog de toegestane minimale capaciteit wordt
bereikt, dan moet u het apparaat direct naar het oplaadstation rij-
den en hellingen vermijden.
LET OP
Beschadigingsgevaar door oplaadapparaat
Sluit het oplaadapparaat niet op de stekker van de apparaatbe-
sturing aan.
Instructie
Neem de veiligheidsinstructies voor het laden van batterijen in
acht.
408x348x284 mm
Benodigd aantal
stuks
1
Nederlands
Netsnoer met apparaatstekker
1
oplaadapparaat
2
Led-indicaties
3
– geel = batterij wordt geladen
– groen = batterij > 80% geladen
– groen = batterij volledig geladen
– rood = er is een fout
Laadapparaatstekker
4
Batterijstekker
5
1. Apparaat veilig afzetten.
2. Apparaatkap volledig openen.
Kap moet tijdens het laden open blijven.
3. Laadapparaatstekker met batterijstekker verbinden.
4. Apparaatstekker in laadapparaat steken. Netkabel in huiscon-
tactdoos steken, het laden begint.
Laadproces volgens de aanwijzingen in de gebruiksaanwij-
zing van het oplaadapparaat uitvoeren.
5. Batterijen 10-12 uur laden.
De aanbevolen oplaadapparaten (passen bij de telkens ge-
bruikte batterijen) zijn elektronisch geregeld en beëindigen het
laadproces automatisch.
Inbedrijfstelling
Vóór het starten
1. Ladingstoestand van de batterij controleren.
a Indien nodig: Batterij laden.
2. Veegwals en zijbezems op ingewikkelde banden controleren.
a De controle kan ook bij afgenomen vuilreservoirs worden
uitgevoerd.
b Het verwijderen van ingewikkelde banden mag om veilig-
heidsredenen alleen in gedemonteerde toestand gebeuren.
3. Stoffilter met handmatige filterreiniging reinigen.
4. Beide vuilreservoirs leegmaken.
5. Stuurwiel op vast aangetrokken kartelmoeren controleren.
6. Indien nodig: Bestuurdersstoel en stuurwiel instellen.
Gebruik
Bestuurdersstoel instellen
GEVAAR
Gevaar voor ongevallen
Stel de bestuurdersstoel alleen bij een stilstaand apparaat in.
Hendel horizontale stoelverstelling
1
57