opladen traploos ingesteld.
Begin en duur van de oplaadtijd worden
door het desbetreffende energiebedrijf
bepaald.
2 geïntegreerde veiligheidsregelaars (N4,
N5) en een oververhittingbeveiliging (F1)
verhinderen een oververhitting van het toe-
stel. De beveiliging F1 heeft geen automa-
tische restfunctie, en moet door de vakman
gerestet worden, door indrukken van de
knop in het midden van deze begrenzer.
De zo geaccumuleerde warmte wordt
vervolgens met behulp van de ventilator
en ten dele ook via het oppervlak van het
toestel afgegeven. Hierbij wordt de ruim-
telucht door de ventilator(M1) door het
luchtingangsrooster (5) aangezogen en
door de luchtkanalen van de accumulato-
relementen (8) geblazen, waardoor deze
worden verhit.
Voordat de zo geproduceerde hete lucht
via het luchtuitgangsrooster (4) uittreedt,
wordt deze via twee mengluchtkleppen
met koudere ruimtelucht vermengd, zodat
de uittredende lucht de toelaatbare maxi-
mumtemperatuur niet overschrijdt. De
stand van de mengluchtklep en zodoende
de mengverhouding van de lucht wordt via
een bimetaalregelaar gestuurd.
2.2.2 Aansluitcapaciteit reduceren
Door het omleggen resp. verwijderen van
bruggen op de aansluitklemmen kan de
aansluitcapaciteit, die door de fabriek op
100% is ingesteld, in combinatie met een
oplaad graadreducering aan het oplaad-
regelsysteem met 3 capaciteitstrappen wor-
den gereduceerd (zie onder).
De dimensionering van de leidingdoorsne-
100 % P
N
1
3
2
1
L3
L2
L1
X1
N L3
L1
L2
3/N/PE ~ 400 V
91,6% P
N
2
3
2
1
L3 L2 L1
X1
L1
N L3 L2
3/N/PE ~ 400 V
83,3% P
N
3
3
2
1
L3 L2 L1
X1
N L3 L2 L1
3/N/PE ~ 400 V
75% P
N
4
3
2
1
L3 L2 L1
X1
L3 L2 L1
3/PE ~ 400 V
100 % P
£ 2kW
N
5
3
2
1
L3 L2 L1
X1
N
L1
1/N/PE ~ 230 V
ÚÚ
100 % P
N
6
3
2
1
L3
L2
L1
X1
L3
L2
L1
3/PE ~ 230 V
den en de zekering moeten overeenkom-
stig de maximaal mogelijke capaciteit van
het toestel worden uitgevoerd.
Oplaadgraad reduceren
Op het elektronische oplaadregelsysteem
(A1) bevindt zich de geleiderbrug X17,
waarmee de oplaadgraad van het accumu-
latorgedeelte in combinatie met de veran-
derbare aansluit capaciteit in vier trappen
(stand I, II, III of IV) kan worden gekozen.
Door de fabriek is een oplaadgraad van
100% (stand I) voorgekozen.
Wordt de geleiderbrug op een andere rij stif-
ten gestoken, dan ontstaat een gereduceer-
de oplaadgraad (de uitschakeltemperatuur
van het elektron. oplaadregelsysteem wordt
verlaagd).
Aansluiting op 3x230 V
Wijziging van de interne bedrading:
de draad van E1 verplaatsen na E5
de draad van E5 verplaatsen na E3
de draad van E3 verplaatsen na E1
(zie schéma blz. 39)
2.2.3 Elektronisch oplaadregel systeem
Gedrag bij storingen
Het oplaadregelsysteem in het toestel is
door de fabriek op een „positief storings-
gedrag (80 % PS)" ingesteld, d.w.z. bij een
defect oplaad regelsysteem (b.v. bij uitval van
het stuursignaal) wordt het toestel volledig
opgeladen.
Op een „negatief storingsgedrag" (geen
oplading van de warmteaccumulator) kan
door het omsteken van de geleiderbrug
X16 naar positie „80 % NS" worden omge-
schakeld, indien het toestel op een digitaal
oplaadregelsysteem is aangesloten.
A1
X16
X17
V4
Aansluit-
varianten
100 % 91,6 % 83,3 %
Typen
8h-verwarmingselement
ETT 350
3,5
ETT 500
5,0
geldig voor België
Bedrijf met oplaadregelsysteem
Hierbij moeten de desbetreffende aanwijzin-
gen in de gebruiks- en montagehandleiding
van het oplaadregelsysteem in acht worden
genomen.
Stuursignaal
Het elektronische oplaadregelsysteem kan
op verschillende stuursignalen (ED) van
aansturingen worden aangesloten en kan
zodoende ook in oude bestaande installa-
ties worden geïntegreerd.
Door de fabriek is deze op een AC-stuursig-
naal (wisselspanningssignaal aan de klem-
men „A1+A2") met 80 % ED ingesteld.
Door het omsteken van de geleiderbrug
X16 kunnen andere ED-signalen (68/72,
37/40 %) worden gekozen. Dit is noodzake-
lijk, als het toestel in een reeds aanwezige
installatie wordt geïntegreerd, die het opla-
den met één van de genoemde ED-signalen
aanstuurt.
Aansluiting op DC-stuursignaal (X3)
Is in de installatie een oplaadregelsysteem
met DC-stuursignaal (gelijkspanning 0,91
V - 1,43 V) geïnstalleerd, dan moet het stuur-
signaal op de door de fabriek afgedekte
stuurklemmen „DC A1/Z1 (plus-pool) en DC
A2/Z2 (min-pool)" worden geklemd (let op
de polariteit!).
Aan de klemmen „DC + (A1/Z1) en
DC - (A2/Z2)" mag niet het 230 V
AC-stuursignaal worden aangesloten.
Het oplaadregelsysteem zou anders defect
raken.
Bedrijfs- en storingsindicatie (V4) aan het
X15
X14
X12
X11
X13
75 %
100 % 100 %
3,21
2,92
2,63
3,5
4,58
4,16
3,75
5,0
X10
3,5
5,0
35