Bij TSP3x1-W (X:1-3) en TSP 341-W-xx-Y11 zonder Energy
Harvester is het gebruik voor de verschillende
temperatuurklassen afhankelijk van de procestemperatuur en
de zonedefinitie.
De behuizing van de meetomvormer mag niet warmer worden
dan 70 °C (158 °F). De behuizing van de meetomvormer wordt
afhankelijk van de halsbuislengte "K" en de procestemperatuur
verwarmd. Daarom moet de omgevingstemperatuur in
dergelijke gevallen overeenkomstig worden verlaagd.
De volgende tabel toont de maximale omgevingstemperatuur
T
voor de TSP3x1-W bij verschillende
omgeving
procestemperaturen. Bescherming tegen stralingswarmte
nodig. (Bijvoorbeeld: een isolatie met een sterkte van 25 mm
om het procesmeetpunt.)
T
T
voor
process
omgeving
halsbuislengte K = 150 mm
(5,9 in)
100 °C
max. 65 °C (149 °F)
200 °C
max. 60 °C (140 °F)
300 °C
max. 60 °C (140 °F)
400 °C
max. 55 °C (131 °F)
2.3.4
Eigen opwarming van de temperatuurvoeler
De eigen opwarming van de temperatuurvoeler is algemeen
gedefinieerd.
De betreffende waarden worden in de volgende tabellen in
acht genomen. Voor iedere configuratie van de TSP3x1-W
wordt de maximale procestemperatuur voor de verschillende
temperatuurklassen aangegeven.
Ex-zone
T4 135 °C
T3 200 °C
(-5 K)
(-5 K)
Zone 1
123 °C
188 °C
Zone 0
96 °C
148 °C
Zone 0 in overeenstemming met EN1127-1.
2.4
Elektrische aansluitingen
HART Maintenance-poort
HART Maintenance-
poort bij TTF300-W
Maximale spanning
Uo = 5,4 V
Kortsluitstroom
Io = 25 mA
Maximaal vermogen
Po = 34 mW
Inductiviteit
Li = 0 mH
Capaciteit
Ci =1,2 μF
T
voor
omgeving
halsbuislengte K = 250 mm
(9,8 in)
max. 70 °C (158 °F)
max. 70 °C (158 °F)
max. 70 °C (158 °F)
max. 65 °C (149 °F)
T2 (300 °C)
T1 400 °C
(-10 K)
(-10 K)
283 °C
383 °C
223 °C
303 °C
Maximale buitenste
aansluitwaarden
Ui = 2,6 V
Ii = 18 mA
—
Lo = 1 mH (IIC)
Co = 0,4 μF (IIC)
2.5
Ingebruikname
De ingebruikname en parametrering van het apparaat mag
ook in een explosiegevaarlijk gebied via een overeenkomstig
toegestane handheld terminal plaatsvinden.
De aansluiting van de handheld terminal vindt plaats op de
interne HART maintenance-poort van het apparaat (zie „Afb.
10" op pagina 12).
De in hoofdstuk „Elektrische aansluitingen" op pagina 7
aangegeven waarden moeten daarbij worden opgevolgd.
2.6
Bedrijfsinstructies
2.6.1
Bescherming tegen elektrostatische ontladingen
Het gelakte oppervlak van de behuizing evenals
kunststofdelen in het apparaat kunnen elektrostatische
ladingen opslaan.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar!
Het apparaat mag niet in een zone worden gebruikt waarin
een procesgerelateerde elektrostatische oplading van de
behuizing kan ontstaan.
Bij onderhoud aan het apparaat mag er geen gevaarlijke
elektrostatische oplading optreden.
2.6.2
Vervangen van het meetelement
Het meetelement mag alleen worden vervangen als er geen
potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer aanwezig is.
Het vervangen van het meetelement overeenkomstig de
beschrijving in de bijbehorende handleiding uitvoeren.
2.6.3
Vervangen van de batterij
Bij het vervangen van de batterij van het apparaat de volgende
punten in acht nemen:
— De batterij mag bij de aanwezigheid van een
explosiegevaarlijke atmosfeer worden vervangen, omdat
alle stroomcircuits van het apparaat intrinsiek veilig zijn
uitgevoerd.
— De batterij mag niet worden kortgesloten.
— De voorschriften van de betreffende
bedrijfsveiligheidsbepaling dienen opgevolgd te worden.
— Elektrostatische ladingen van de kunststofbehuizing van
de batterij door passende maatregelen voorkomen.
Het vervangen van de batterij overeenkomstig de beschrijving
in de bijbehorende handleiding uitvoeren.
SensyTemp TSP300-W | CI/TSP300-W-X1 Rev. A NL - 7