AFSTANDSBEDIENING RC-266
Track-selectie
Gebruik de cijfertoetsen (1~10 en +10) tijdens het programmeren
en om een gewenste track vrijwel meteen te starten.
8
9
De
- en
-toetsen worden gebruikt om van de huidige
track naar de volgende te gaan en vice versa.
Oproeptoets (CALL)
5
Open-/sluittoets (
OPEN/CLOSE)
Automatische spatietoets (A. SPACE)
Automatische montagetoets (A. EDIT)
1
Weergavetoets (
)
3
Pauzetoets (
)
2
Stoptoets (
)
Toets voor handbediend zoeken achterwaarts (
Toets voor handbediend zoeken voorwaarts (
Het controleren van de inhoud van een programma
Wanneer u op de CALL-toets drukt op de afstandsbediening
wordt de geprogrammeerde inhoud weergegeven. De
passages die in het geheugen zijn ingevoerd, worden getoond
vanaf de eerst ingevoerde passage en daarna telkens één stap
verder wanneer de CALL-toets wordt ingedrukt.
Opmerkingen bij het gebruik
• Druk niet tegelijk op identieke toetsen van de CD-speler en de
afstandsbediening, want dit kan leiden tot een verkeerde werking.
• Het werken met de afstandsbediening wordt minder effectief of
onregelmatig als de infrarood-sensor is blootgesteld aan sterk licht
zoals zonlicht en licht van TL-lampen of als er zich objecten
bevinden tussen de afstandsbediening en de infrarood-sensor op
de CD-speler.
• Directe selectie van een track
Door het gebruik van de cijfertoetsen (1~10 en +10), kunnen tracks
direct worden uitgekozen om af te spelen.
NEDERLANDS
6
)
7
)
Programmeerstand
• Druk voor het programmeren op de PROG-toets, gevolgd
door de cijfertoetsen (1~10 en +10).
• De afstandsbediening is normaalgesproken ingesteld in de
directstand.
Toets voor automatisch zoeken voorwaarts (
Toets voor automatisch zoeken achterwaarts (
• Keuze van passages tijdens het programmeren
Druk op de PROG-toets en daarna op de passagenummers die u in
het geheugen wil invoeren.
Bjvoorbeeld: PROG / 3 / +10 & 1 / 5.....
(Passages 3, 11, 5 enzovoort worden in het
geheugen ingevoerd.)
Geprogrammeerde nummers kunnen op ieder gewenst moment
worden gewist door op de DIRECT-toets te drukken.
• Dorrect gebruik van de cijfertoetsen
Passagenummers van één cijfer kunnen op eenvoudige wijze direct
worden gekozen door op de cijfertoetsen te drukken. Voor passages
met nummer 11 en hoger, drukt u eerst op de +10-toets en daarna
op het eencijferige passagenummer. Bijvoorbeeld, om passage 22
te kiezen, drukt u tweemaal op de +10-toets en daarna op de 2-
toets.
Aanpassen van het uitgangsniveau
Het uitgangsniveau van de lijnuitgangsaansluitingen en de
hoofdtelefoonuitgangsaansluiting kan worden veranderd.
Het uitgangsniveau van de digitale uitgangsaansluiting kan niet
worden veranderd.
Druk op de
•
-toets () tijdens de weergave om het uitgangsniveau
te verhogen.
ª
Druk op de
-toets om het uitgangsniveau te verlagen.
Programmatoets (PROG)
Directe zoektoets (DIRECT)
Cijfertoetsen (1~10)
+10-toets (+10)
Dimtoets (DISPLAY)
Tijdstandtoets (TIME)
•
Volume-omhoogtoets (
)
Herhaaltoets alle passages (ALL)
A-B herhaaltoets (A-B)
ª
Volume-omlaagtoets (
)
9
)
8
)
69