13. Probleemoplossingen
De onderstaande tabel bevat een lijst van de probleemsymptomen en legt uit wat u kunt doen om het probleem op
te lossen als uw apparatuur niet goed werkt. Als het probleem zich blijft voordoen na de lijst doorgewerkt te hebben,
neem dan contact op met de dichtstbijzijnde servicewerkplaats.
Storing
Het apparaat start niet.
De motor start maar stopt
daarna.
De motor start maar het
maaimechanisme stopt.
De motor loopt onregel-
matig (sputtert).
Er wordt rook geprodu-
ceerd.
Het apparaat werkt niet
op volle kracht.
De bosmaaier werkt niet
op volle kracht.
De grastrimmer werkt niet
op volle toeren.
Draad wordt niet aange-
voerd.
De verlengde kettingzaag
zaagt niet, deze hapt of vi
breert.
De zaag raakt overver-
hit of de kettingsmering
werkt niet.
126
NL
Mogelijke oorzaak
• Luchtfilter is vervuild.
• Brandstoffilter is verstopt.
• Gebrek aan brandstoftoevoer.
• Storing in de brandstofleiding.
• Startinrichting is defect.
• Motor is plotseling tot stilstand geko-
men
• De bougiedop is niet bevestigd.
• De bougie vonkt niet.
• Motor defect.
• Carburateur defect.
• Verkeerde afstelling van de carbura-
teur (stationair toerental).
• Maaimechanisme is geblokkeerd.
• Intern defect (aandrijfas, tandwielbak).
• Koppeling defect.
• Carburateur verkeerd afgesteld.
• Bougie zit vol roet.
• Aan/uit knop defect.
• Verkeerd brandstofmengsel.
• De carburateur is verkeerd afgesteld.
• Het apparaat is overbelast.
• Luchtfilter vervuild.
• De carburateur is verkeerd afgesteld.
• De geluiddemper is geblokkeerd.
• De messen zijn bot of beschadigd.
• Het te maaien materiaal is te hoog
(machine overbelast).
• Draad te kort of beschadigd.
• Het apparaat is overbelast daar het
gras te hoog is.
• De spoel is leeg.
• Kettingspanning te hoog.
• Ketting bot.
• Ketting verkeerd aangebracht.
• Ketting versleten.
• Geen olie in het reservoir.
• Oliekanaal verstopt.
• Kettingspanning te hoog.
• Ketting bot.
Oplossing
• Reinig/vervang het luchtfilter.
• Reinig of vervang het brandstoffilter.
• Voeg brandstof toe.
• Controleer de benzineslang op knikken en
schade.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Verwijder de bougie, reinig en droog deze;
trek dan meerdere keren aan het startkoord;
bevestig de bougie.
• Controleer de correcte positieve van de bou-
giedop.
• Maak de bougie schoon of vervang deze,
indien van toepassing.
• Controleer de bougiekabel op schade.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Zet de motor uit en verwijder het blokkerende
object.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Maak de bougie schoon of vervang deze.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Gebruik een tweetaktmengsel in de verhou-
ding 40:1.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Forceer niet tijdens het maaien/trimmen.
• Maak het luchtfilter schoon of vervang deze.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Controleer de uitlaat.
• Slijp of vervang het maaiblad.
• Snijd het gras in fasen.
• Geef meer draadlengte of vervang deze.
• Maait het gras in meerdere etappes.
• Vervang de spoel.
• Controleer en corrigeer de kettingspanning.
• Laat de ketting slijpen of vervang deze.
• Breng de ketting opnieuw aan.
• Vervang de ketting.
• Vul olie bij.
• Maak het oliekanaal schoon.
• Controleer op juiste kettingspanning.
• Laat de ketting slijpen of vervang deze.