1.
sluiter
6.3 Synchronisatie bij het dichtgaan van de
sluiter (REAR)
Sommige camera's bieden de mogelijkheid tot
synchronisatie op het moment vlak voordat de
sluiter dichtgaat.
Normaal wordt de flitser aan het begin van de
belichting ontstoken, d.w.z. kort nadat de sluiter
het gehele beeldvenster heeft vrijgegeven. Bij
langere belichtingstijden en bewegende onder-
werpen leidt dat tot een onnatuurlijke weergave
van lichtsporen.
6. Flitssynchronisatie
Als de functie synchronisatie bij dichtgaan van de
sluiter door de camera wordt ondersteund en
geactiveerd is, wordt de flits pas aan het einde
van de tijd dat de sluiter open is, ontstoken.
Daardoor wordt bereikt, dat van bewegende
onderwerpen de lichtsporen niet op het
2.
sluiter
onderwerp vooruitlopen, maar er achteraan
komen.
112