REINIGING VAN DE OPPERVLAKKEN
Zie de bijgeleverde handleiding INSTRUCTIES VOOR REINIGING.
REINIGING VAN DE FILTERS
REINIGING VAN HET VOORFILTER
Bij een normaal gebruik van de filtering zal het vuil in
het voorfilter van de filterpomp terechtkomen.
Schakel de filterpomp uit door op het controlepaneel
de schakelaar van de filterpomp op "STOP" te zetten.
Sluit de klep op de aanzuigleiding van de filterpomp
(moet door de installateur worden gemonteerd).
Draai de vergrendelingsknoppen van het mandje van
het voorfilter los; haal het mandje eruit en verwijder
de bezinksels.
Plaats het mandje weer in de behuizing terug en
controleer of de positie correct is.
Na het doorzichtige deksel te hebben vastgezet, de
klep op de aanzuigleiding weer openen.
De filterpomp starten door de schakelaar van de
pomp op "MAN" te zetten, het zandfilter reinigen (zie
fase 10 van de eerste START) en de schakelaar van
de pomp weer op de stand "auto" terugzetten.
620
NL
151