5.1 Maatkeuze
1. Meet de omtrek van het bovenbeen van de patiënt 15 cm (6") boven het midden van de patel
la en bepaal de orthesemaat (zie de maattabel).
2. Bepaal de lengte van de orthese aan de hand van de lichaamslengte van de patiënt (zie de
maattabel). Ottobock adviseert bij een lichaamslengte van meer dan 1,83 m (6 ft) de lange
uitvoering van de orthese te gebruiken.
5.2 Aanpassen en aanleggen
5.2.1 Bewegingsvrijheid (flexie/extensie) aanpassen
INFORMATIE
De scharnieraanslagen (mediaal en lateraal) moeten dezelfde hoekinstelling hebben!
Leverbare extensieaanslagen (hoekige greep):
Leverbare flexieaanslagen (ronde greep):
1) Haal de condylenkussentjes van de pelottehouders af (zie afb. 5).
2) Haal de stelschroeven uit de pelottehouders (zie afb. 6).
3) Verwijder de pelottehouders (zie afb. 1, pos. B) en de scharnierafdekkingen (zie afb. 1,
pos. A) (zie afb. 7).
4) Bevestig de gewenste aanslagen voor extensie en flexie (zie afb. 8).
→ Nadat u eerst een lichte weerstand hebt gevoeld, klikken de aanslagen vast.
5) Bevestig de scharnierafdekkingen met de profielrand naar voren.
6) Breng de pelottehouders aan (zie afb. 7).
7) Steek de stelschroeven in de pelottehouders en draai ze aan (zie afb. 6).
8) Klit de condylenkussentjes vast aan de pelottehouders (zie afb. 5).
9) Beweeg de scharnieren van de orthese en controleer de positie van de aanslagen.
5.2.2 Aanpassen aan de kniebreedte
Met de orthese worden afstandskussentjes meegeleverd (dikte = 5 mm en 8 mm). Deze afstands
kussentjes kunnen worden vastgeklit tussen de pelottehouders (zie afb. 1, pos. B) en de condy
lenkussentjes (zie afb. 1, pos. C) (zie afb. 5). Het mediale en het laterale scharnier kunnen onaf
hankelijk van elkaar worden aangepast.
5.2.3 ACL-versie aanbrengen
VOORZICHTIG
Verkeerd of te strak aanbrengen
Lokale drukverschijnselen en afknellen van bloedvaten en zenuwen door verkeerd of te strak
aanbrengen
►
Zorg ervoor dat de brace correct wordt aangebracht en goed op zijn plaats komt te zitten.
Informeer ook de patiënt hierover.
►
LET OP
Gebruik van een versleten of beschadigd product
Beperkte werking
►
Wijs de patiënt erop dat hij het product telkens voor gebruik moet controleren op functionali
teit, slijtage en beschadigingen.
►
Attendeer de patiënt erop dat hij het product niet meer mag gebruiken, wanneer het product
of een deel ervan slijtageverschijnselen (bijv. scheuren, vervorming, slechte pasvorm) of
beschadigingen vertoont.
6°, 10°, 20°, 30°, 45°
6°, 10°, 20°, 30°, 45°, 60°, 75°, 90°
Ottobock | 39