• Markeer het middelpunt van de lasterstraal precies in het midden op
de tegenovergelegen muur.
• Schakel de machine uit en draai deze 90° rechtsom.
• Schakel de horizontale laserstraal in.
• Markeer het middelpunt van de lasterstraal precies in het midden op
de tegenovergelegen muur.
• Schakel de machine uit.
• Meet de verschillen tussen de markeringen.
• Indien het verschil tussen de markeringen 3 mm of minder bedraagt,
dan is de machine correct gekalibreerd.
• Indien het verschil tussen de markeringen meer dan 3 mm bedraagt,
dan dient de machine te worden nagekeken.
TEST VOOR WATERPAS UITLIJNEN (FIG. I1, I2)
• Plaats de machine in een ruimte met een muur van tenminste 9 m
lang. Monteer de machine aan een eind van de muur.
• Plaats de machine in een hoek van 90° naar links.
• Schakel de horizontale laserstraal in.
• Markeer het middelpunt van de laserstraal op één derde afstand (32)
en twee derde afstand (33) op de muur.
• Schakel de machine uit.
• Monteer de machine aan het andere eind van de muur.
• Plaats de machine in een hoek van 90° naar rechts.
• Schakel de horizontale laserstraal in.
• Schakel de machine in, breng de laserstraal op een lijn met de
markering op de muur (33) en markeer de laserstraal op twee derde
afstand (34) op de muur.
• Schakel de machine uit.
• Meet de verschillen tussen de markeringen (32, 34).
• Indien het verschil tussen de markeringen 6 mm of minder bedraagt,
dan is de machine correct gekalibreerd.
• Indien het verschil tussen de markeringen meer dan 6 mm bedraagt,
dan dient de machine te worden nagekeken.
N E D E R L A N D S
67