dient u de veiligheidsgordels op de juiste hoogte
voor het kind te plaatsen.
De juiste hoogte van de gordels is een stukje
onder de schouders (Fig. 3). Het autostoeltje be-
schikt over 3 hoogtes waarop de gordels kunnen
worden afgesteld (Fig. 4).
Als het model Synthesis is uitgerust met verkleinkussen:
Voordat u het verkleinkussen aanbrengt, controle-
ert u dat de gordels door het onderste knoopsgat
zijn gehaald: dit is namelijk de enige toegestane
stand om met dit accessoire te gebruiken.
GEBRUIKSAANWIJZING
Onderdelen
A. Hoes
B. Zonnekap
C. Zijdelingse geleidingen voor de horizontale
autogordel
D. Verstelbare gordel
E. Verstelknop van de gordels
F. Knoopsgaten waar de gordels doorheen ge-
haald worden
G. Handgreep
H. Regelknoppen voor de greep
I. Vast/loshaakknop wandelwagen
J. Draaiknop voor CLIK CLAK bevestigingssys-
teem
K. Geleiding van de diagonale autogordel
L. Haken zonnekap
M. Stabilisatiepootje
N. Drie vullingen (twee schouderbanden en tus-
senbeenstuk)
O. Veiligheidsgordels
P. Lipjes van de veiligheidsgordels
Q. Gesp van de veiligheidsgordels
R. Drukknop om de gesp te openen
LET OP! Afhankelijk van het land bestaan er ver-
schillende uitvoeringen van het product, die al
dan niet uitgerust kunnen zijn met drie vullingen,
opbergvakje en verkleinkussen met vleugels.
Inhoudsopgave
• De hoogte van de veiligheidsgordels afstellen
• Het stoeltje in de auto bevestigen
• Het kind in het stoeltje plaatsen
• De handgreep afstellen
• Schommel- of vaste stand van het stoeltje
• De hoes van het stoeltje afnemen
• Het stoeltje op de wandelwagen bevestigen
DE HOOGTE VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
AFSTELLEN
1. Maak de veiligheidsgordels los door op de rode
knop op de gesp te drukken (Fig. 5).
2. haal de twee schoudergordels uit de riemen en
de twee uiteinden van de veiigheidsriemen, zo-
als wordt getoond in fig. 6.
3. Neem de twee gedeeltes van de gordels uit de
achterkant van het stoeltje en doe ze in het
voor de lengte van het kind meest geschikte
knoopsgat (Fig. 7).
4. Breng de eventuele schouderbanden weer aan.
HET STOELTJE IN DE AUTO BEVESTIGEN
5. Zet de handgreep van het stoeltje verticaal
door op de twee zijdelingse regelknoppen te
drukken (Fig. 8) en verwijder het stabilisatie-
pootje (9a).
6. Zet het stoeltje op de autozitting, waarop u
het wilt aanbrengen (Fig. 9b).
7. Trek aan de veiligheidsgordel van de auto en
haak hem aan zijn gesp vast. Laat de buikgor-
del door de twee speciale zijdelingse geleidin-
gen van het stoeltje lopen, die gemerkt zijn
met blauwe pijltjes (Fig. 10).
8. Pak de borstgordel vast en trek eraan, zodat
de buikgordel gespannen wordt (Fig. 11). Con-
troleer vervolgens dat de buikgordel nog altijd
in de speciale geleidingen zit, die gemerkt zijn
met blauwe pijltjes.
9. Terwijl u de borstgordel gespannen houdt,
laat u hem door de geleiding aan de achter-
kant van de rugleuning lopen, die gemerkt
is met een blauw pijltje (Fig. 12). Span de
gordel zo veel mogelijk zonder te veel band
over te laten en verzeker u ervan dat hij niet
verdraaid zit.
LET OP! Controleer na de installatie altijd dat de
autogordel correct gespannen is en dat de gesp
ervan de gordel niet forceert om van zijn plaats
te schieten. Controleer bovendien dat de gesp
van de autogordel niet in aanraking komt met
het doorgangpunt van de gordel op het stoeltje.
Deze situaties kunnen de goede werking van het
autostoeltje in geval van een ongeluk in het ge-
drang brengen.
LET OP! Laat de autogordels niet op andere plaa-
tsen lopen dan die in deze handleiding worden
aangeduid, omdat dit de veiligheid van het kind
in het gedrang kan brengen!
10. Draai de handgreep, zoals getoond in Fig. 13.
HET KIND IN HET STOELTJE PLAATSEN
11. Druk op de grijze knop op de voorkant van
het stoeltje en terwijl u hem ingedrukt ho-
udt, maakt u de twee gordels van het stoeltje
losser (Fig. 14).
12. Maak de gesp van de veiligheidsgordels los,
door op de rode knop te drukken (Fig. 15).
13. Zet het kind in het autostoeltje en maak de
gordels van het stoeltje vervolgens vast (Fig.
16). De vorm van de lipjes is zodanig dat niet
slechts één van de twee in de gesp kan wor-
den gestoken.
14. Stel de spanning van de veiligheidsgordels van
het kind af, door aan de speciale verstelriem
(Fig. 17) te trekken en kijk uit dat ze niet te
zeer op het kind drukken.
33