PS 38
6.3.4 Spanningsvoerende leiding
AANWIJZING
Afhankelijk van de grootte en diepte van het object kan
niet altijd met zekerheid worden vastgesteld of dit object
spanningsvoerend is.
AANWIJZING
Plaats de handen tijdens het scannen niet op de onder-
grond.
PS 38
In het sensorbereik bevindt zich een metalen, spannings-
voerend object, bijv. een elektrische leiding. De globale
diepte bedraagt 1,5 cm (0.6 in). Het apparaat geeft het
waarschuwingssignaal weer voor spanningsvoerende lei-
dingen, zodra de elektrische leiding door de sensor wordt
herkend.
6.3.5 Uitgerekt vlak
In het sensorbereik bevindt zich een metalen, uitgerekt
vlak, bijv. een metalen plaat. De globale diepte bedraagt
2 cm (0.8 in). Het apparaat geeft een geluidssignaal af.
PS 38
6.3.6 Onduidelijke signalen
Worden in het standaard display zeer veel objecten weer-
gegeven, dan kan dat twee redenen hebben.
1. De wand bestaat vermoedelijk uit vele holle ruimten
(holle bakstenen).
PS 38
Wissel naar de functie "Holle baksteen", om holle ruimten
zo veel mogelijk uit te sluiten.
Als nog steeds zo veel objecten weergegeven worden,
dan moeten meerdere metingen op verschillende hoog-
ten worden uitgevoerd en moeten de weergegeven ob-
jecten op de wand worden gemarkeerd.
Versprongen markeringen zijn een aanwijzing voor holle
ruimten, markeringen in een lijn duiden daarentegen op
een object.
2. Er wordt langs een langwerpig object gescand. Ver-
plaats in dit geval het apparaat naar boven of beneden en
herhaal de meting (zie afbeelding 6 op de omslagpagina).
nl
79