Deze functie kan ook met de afstandsbediening 27 (toe-
behoren) worden ingeschakeld (zie gebruiksaanwijzing
van BLR 10).
Het apparaat beschikt over een grote rotatiesnelheid,
zodat het straalniveau met de ontvanger (toebehoren)
ook op grote afstand snel kan worden gevonden.
Om de laserstraal bij werkzaamheden zonder ontvan-
ger beter te kunnen zien moet een langzamere rotatie-
snelheid worden gekozen of een laserbril worden
gebruikt. (zie het gedeelte Tips voor de werkzaamhe-
den)
Puntfunctie
In deze gebruiksmodus wordt de grootste zichtbaar-
heid van de laserstraal bereikt omdat in tegenstelling tot
de bewogen laserstraal de hele laserenergie op één
punt geconcentreerd wordt. Deze gebruiksmodus wordt
meestal gebruikt voor het snel controleren van horizon-
tale en verticale hoogtelijnen. De laserstraal wordt daar-
voor rechtstreeks door het draaien van het omkeer-
prisma met de hand op de gewenste plaats gericht.
Door het indrukken van de toetsen 9 en 10 of
met de afstandsbediening 27 (toebehoren) kan
de laserstraal op de gewenste plaats worden
gericht.
Standaardlijn
In deze gebruiksmodus beweegt de laser slechts in een
beperkt werkbereik. Daardoor wordt de zichtbaarheid
van de laserstraal duidelijk verbeterd.
Wanneer u op toets 16 drukt, start de functie.
Wanneer u opnieuw drukt, stopt de beweging.
Wanneer u op toets 15 drukt, verandert de
snelheid van de laserpunt. Deze kan in vier
standen veranderd worden.
Door het indrukken van de toetsen 9 en 10 of
met de afstandsbediening 27 (toebehoren) kan
de laserstraal op de gewenste plaats worden
gericht.
Door de magnetische hechting van het omkeer-
prisma 4 en zijn centrifugaalkracht kan de laser-
lijn aan beide einden naar buiten gaan.
Programmeerbare lijn
In deze gebruiksmodus kan de lengte van de laserlijn
worden aangepast aan het werkbereik. Een aanpassing
is daarom doorgaans niet nodig.
Richt daarvoor de laser met het omkeerprisma 4 op het
beginpunt van de lijn.
Druk op de lijntoets 16.
Richt vervolgens de laser met het omkeer-
prisma 4 op het gewenste eindpunt van de lijn
terwijl u de lijntoets 16 ingedrukt houdt.
Wanneer u de toets loslaat, beweegt de laser-
straal zich in de langzaamste stand tussen het
begin- en eindpunt heen en weer.
Ook bij het gebruik van de afstandsbedie-
ning 27 (toebehoren) moeten het begin- en
eindpunt met de hand worden bepaald.
50 • 1 609 929 785 • TMS • 17.04.01
Wanneer u op toets 15 drukt, verandert de
snelheid van de laserpunt. Deze kan in vier
standen veranderd worden.
Wanneer u op toets 16 drukt, stopt de rotor.
Door het indrukken van de toetsen 9 en 10 of
met de afstandsbediening 27 (toebehoren) kan
de laserstraal op de gewenste plaats worden
gericht.
Door de magnetische hechting van het omkeer-
prisma 4 en zijn centrifugaalkracht kan de laser-
lijn aan beide einden naar buiten gaan.
Automatisch waterpassen
Bij het inschakelen herkent het apparaat automatisch de
horizontale of verticale stand.
Bij een schuine opstelling van het apparaat worden hel-
lingen tot max. 8 % (ca. 5°) automatisch gecompen-
seerd. Het waterpassen gebeurt met een stelmotor. Tij-
dens het waterpassen pulseert de laser en knipperen de
waterpasaanduidingen 13 en 11. Bij een helling van
meer dan ±5° wordt bij de waterpasgrens gestopt. Laser
en waterpasaanduidingen 13 en 11 knipperen driemaal
met korte onderbrekingen. Schakel in dit geval het ap-
paraat uit, corrigeer de stand van het apparaat en scha-
kel het apparaat weer in.
Schakel het apparaat uit voordat de horizontale stand in
een verticale stand wordt gewijzigd en laat opnieuw wa-
terpassen.
Neem tijdens het waterpassen geen meetpunten op.
Zodra de laserstraal en de waterpasaanduidingen 13
en 11 permanent branden, is het apparaat waterpas.
Positieveranderingen van het apparaat tijdens het ge-
bruik leiden tot de volgende reacties:
Kleine positieveranderingen (2 mm/10 m):
10 m
≤ 2 mm
Matig grote positieveranderingen (20 mm/10 m):
10 m
≤ 20mm
Grote positieveranderingen
(groter dan 20 mm/10 m):
10 m
> 20 mm
Nederlands - 3
Het apparaat wordt automatisch
gewaterpast. De gekozen gebruiks-
modus wordt niet onderbroken.
Trillingen van de bouwgrond en
windinvloeden worden automatisch
gecompenseerd.
Het apparaat wordt automatisch
gewaterpast. De gekozen gebruiks-
modus wordt onderbroken tot het
nivelleren beëindigd is.
De laser pulseert en de waterpas-
aanduidingen 13 en 11 knipperen.
De BL 100 VHR heeft een trapbe-
veiliging. Dit houdt in dat de rotor
stopt en de laser uitgeschakeld
wordt. Er klinkt een ononderbroken
waarschuwingstoon. De waterpas-
aanduidingen 13 en 11 knipperen.