Controleaanduidingen en onderdelen van het appa-
raat
18 Deksel accuvak
19 Apparaatnummer
20 Contactbus voor oplaadstekker
21 Garantiezegel
22 Statiefaansluitingen 5/8" (2x)
23 Accuoplaadapparaat en adapter
24 Reserveaccu's
25 90°-tweestralenprisma
26 Ontvanger BLE 100 met universele houder
27 Afstandsbediening BLR 10
28 Afstandsbediening- en ontvangstcombinatie
BLF 10
29 Meetlat BLM 260
30 Bouwstatief BS 280 M
31 Meetplaat met haakvoet
32 Plafondmeetplaat
33 Wandhouder
34 Laserbril
35 Opbergkoffer
In de gebruiksaanwijzing afgebeeld en beschreven
toebehoren wordt niet altijd standaard meegeleverd.
Bescherming van het apparaat
Altijd na een schok of trilling de nauwkeurigheid
van het apparaat controleren (zie het gedeelte
„Waterpasnauwkeurigheid").
Het apparaat kan binnenshuis en buitenshuis wor-
den gebruikt. Het is druipwaterbestendig, maar niet
100 procent waterdicht. Dompel het daarom niet in
water en bescherm het tegen regen.
Apparaat niet blootstellen aan buitengewone tempe-
raturen of temperatuurschommelingen (b. v. niet in
de auto laten liggen).
Functies
Het apparaat is een volautomatische rotatielaser met
automatisch waterpassen bij gebruik in horizontale en
verticale stand.
horizontale
positie
Rotatiefunctie
Wordt overwegend gebruikt in combinatie
met de ontvanger BLE 100 en de af-
standsbediening- en ontvangstcombina-
tie BLF 10 (toebehoren). U kunt kiezen uit
vier rotatiesnelheden.
49 • 1 609 929 785 • TMS • 17.04.01
verticale
positie
Nederlands - 2
Puntfunctie
Wordt overwegend gebruikt voor het een-
voudig overbrengen van hoogten. Aan-
passen van de laserstraal is mogelijk met
de hand, met de pijltoetsen op het appa-
raat en met de afstandsbediening 27 (toe-
behoren).
Standaardlijn
Bij deze gebruiksmodus beweegt de la-
serstraal vast geprogrammeerd in een
beperkt werkbereik.
Daardoor wordt de zichtbaarheid van de
laserstraal duidelijk verbeterd.
Programmeerbare lijn
De functie gaat uit van de standaardlijn.
Begin- en eindpunt van de lijn kunnen
echter afwijkend worden gekozen (bij-
voorbeeld voor een groter werkbereik).
Ingebruikneming
Laad de accu op voor de eerste ingebruikneming, zoals
beschreven in het gedeelte „Accu opladen of vervan-
gen".
Zet het apparaat neer of monteer het op een statief (toe-
behoren) overeenkomstig de gekozen gebruiksmodus.
Plaats het omkeerprisma 4 op de rotorplaat 2.
Inschakelen: Druk op de aan/uit-schake-
laar 17.
De functieaanduiding 14 is verlicht en het auto-
matisch waterpassen begint (zie het gedeelte
„Automatisch waterpassen").
Het apparaat is gereed voor gebruik zodra de laser-
straal en de waterpasaanduidingen 13 en 11 permanent
branden. Nu kunt u de gebruiksmodus kiezen (zie het
gedeelte „Bediening").
Uitschakelen: Druk op de aan/uit-schake-
laar 17.
Wanneer de maximale bedrijfstemperatuur van
45 °C wordt overschreden, wordt het apparaat
automatisch uitgeschakeld om de laserdiode te
beschermen. Na het afkoelen is het apparaat
weer gereed voor gebruik en kan het opnieuw
worden ingeschakeld.
Bediening
Rotatiefunctie (ronde beweging)
Druk op de toets 15 om de rotatiebeweging in
te schakelen. Elke keer wanneer u op toets 15
drukt, wordt de snelheid in vier standen langza-
mer tot aan stilstand.
Vanwege de grote meetnauwkeurigheid kan het appa-
raat bij het indrukken van de bedieningstoetsen uit het
waterpassen worden gebracht. De rotor stopt, maar
draait verder na kort opnieuw waterpassen. Door het
gebruik van de afstandsbediening 27 (toebehoren) kan
dit effect worden voorkomen. Wanneer de toets 15 bij
het inschakelen langer ingedrukt wordt gehouden,
draait de rotor ook tijdens het waterpassen.