Aansluiting Hulpaccessoires (Fig. 14); 3-Wegsklep; Frequentiebeperking; Signalen Stop Unit Of Ontdooien - CIAT Ereba Installation Guide

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 60

8 - aanSluITIng hulpacceSSoIreS (fIg. 14)

8.1 - 3-wegsklep

De units EREBA maken het mogelijk een 3-wegsklep
voor een opslagtank voor sanitair water te bedienen.
De functioneringslogica voorziet dat het systeem een
3-wegsklep controleert als een opslagtank sanitair water
aanvraagt zodat het warme water uitsluitend naar deze
tank gevoerd wordt. Tevens wordt de maximum capaciteit
gegarandeerd om water met een temperatuur van 60°C te
leveren (compatibel met de operationele functionering).
Sluit de 3-wegsklep aan tussen de PIN 18, N en 10 van het
klemmenbord (zie fig. 14). De PIN 18 (Lijn) en N
(Neutraal) voeden de klep (1 ph ~ 230V, 2A max). Op de
PIN 10 is een bedieningssignaal beschikbaar (1 ph ~ 230V,
2A max).
In het geval een terugslagklep met veer gebruikt wordt,
moet u hem uitsluitend tussen de PIN 10 en N aansluiten.
Het signaal voor de aanvraag van sanitair water moet een
Dry Contact (kwaliteit van de contacten hoger dan 25mA
@ 12V) zijn. Dit contact sluit het circuit tussen PIN 15 en
13 van het klemmenbord (zie fig. 14).
leT OP: De aanvraag van sanitair water heeft een
hogere prioriteit dan de geprogrammeerde
functioneringswijze, zowel tijdens het verwarmen als
tijdens het afkoelen.

8.2 - Frequentiebeperking

Om de unit geforceerd te laten functioneren op een lagere
maximum frequentie (teneinde het geproduceerde geluid
te beperken) als de Comfort User Interface niet aanwezig
is, moet u een Dry Contact (kwaliteit van de contacten
hoger dan 25mA @ 12V) aanbrengen tussen PIN 13 en 14
van het klemmenbord (zie fig. 14). Als het contact gesloten
is, functioneert de unit op een maximum frequentie die
lager is dan de standaardfrequentie. Als het contact open
is, functioneert de unit op de standaardfrequentie.
Configureer de unit met behulp van de parameters 4 en 6
van het menu van de User Interfase CS1B om een
correcte functionering te kunnen garanderen.
De beperking van het maximum geluidsniveau komt
overeen met ongeveer 3dB bij 75% van de maximum
functioneringsfrequentie van de compressor.

8.3 - Signalen stop unit of ontdooien

Op het klemmenbord zijn een aantal signalen aanwezig
voor het aangeven van buitengewone
functioneringsomstandigheden of een externe stop van
de unit.
De volgende signalen zijn mogelijk:
Ontdooien: tijdens het verwarmen kan de unit,
afhankelijk van de externe
omgevingsomstandigheden, dooicycli uitvoeren
teneinde de eventuele ijsvorming van de externe
batterij te verwijderen. Onder deze omstandigheden is
het niet mogelijk de vereiste watertemperatuur aan de
uitgang te garanderen. Hierdoor kan het comfort
worden beïnvloed.
(PINS: 4-N, NUI CODE: 106 of 108)
Alarm: een alarmsituatie wordt weergegeven. De
compressor wordt tot stilstand gebracht.
(PINS: 5-N, NUI CODE: 147 of 108)
Omgevingstemperatuur Bereikt: als de unit correct
geprogrammeerd is met de Comfort User Interface en
als hij met deze interface functioneert, wordt een
signaal afgegeven dat aangeeft dat de eerder
ingestelde temperatuur bereikt is. Dit signaal kan
worden gebruikt als een raamcontact dat doorgaands
op ventilatorluchtkoelers geïmplementeerd is.
(PINS: 5-N, NUI CODE:147)
Bepaalde uitgangen worden voor meerdere
omstandigheden gebruikt. Met behulp van het
installatiemenu van de Comfort User Interface kunt u
deze uitgangen configureren (raadpleeg de handleiding
van de CS1B). Raadpleeg de tabellen op pag. 86 voor de
juiste penbezetting en het gebruik van de signalen.

8.4 - Buitentemperatuurmeter

U kunt een extra buitentemperatuurmeter installeren als
de plaatsing van de buitenunit kan leiden tot een niet
representatieve meting van de buitentemperatuur door de
temperatuurmeter op de unit (NTC 2 3kΩ kabels @ 25°C)
remote. Sluit de uiteinden van de meter aan op de PIN 23
en 24 van het klemmenbord (zie fig. 14).

8.5 - Ontvochtiger of bevochtiger

Een ontvochtiger of bevochtiger kan door EREBA
worden aangestuurd door gebruik te maken van de
vochtigheidsensor in de CS1B-interface. Sluit een
ontvochtiger of bevochtiger aan op N, 11 terminals op een
relais die een ontvochtiger (NO-contact) of een
bevochtiger (NC-contact) aanstuurt .Configureer NUI-
code 108 (2 voor ontvochtigen/bevochtigen). Configureer
de limiet voor de luchtvochtigheid (NUI-code 107) .
waarbij de ontvochtiger/ bevochtiger moet worden
geactiveerd (bijvoorbeeld met code 107 = 65 wordt de
ontvochtiger geactiveerd wanneer de luchtvochtigheid
>UR65% 5% hysteresis).

8.6 - Extra waterpomp (ADD WP)

Via PIN 12 en N kunt u een extra waterpomp aansluiten.
Deze wordt als volgt aangestuurd:
IfOAT> de temperatuur die in NUI-code 148 is ingesteld
Het activeren van de extra waterpomp aan de hand van
NUI-code 156.
1.
AAN/UIT afhankelijk van de logica van de
waterpomp van de buitenunit, indien SHW-activering
ADD WP is AAN;.
2.
AAN/UIT afhankelijk van de logica van de
waterpomp van de buitenunit, indien SHW-activering
ADD WP is UIT;
Als OAT < de temperatuur die in NUI-code 148 is
ingesteld Het activeren van de extra waterpomp op basis
van NUI-code 157 ( 0. Altijd uit, 1. aan/uit afhankelijk van
EHS, 2.altijd aan).
79
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido