NL
REINIGING VAN HET APPARAAT
8
REINIGING VAN HET APPARAAT
Schoon werken is de beste garantie voor een storingsvrije
werking. Reinig het apparaat na beëindiging van de
spuitwerkzaamheden.
In
bedekkingsmateriaal in het apparaat opdrogen en aankoeken.
Het voor de reiniging gebruikte reinigingsmiddel (uitsluitend
met een vlampunt boven 21 °C) moet geschikt zijn voor het
bedekkingsmateriaal.
Bij waterverdunbare bedekkingsmaterialen
verbetert warm water de reiniging.
•
Borg het spuitpistool, zie de gebruikshandleiding van
het spuitpistool.
Demonteer spuitkop en spuitkophouder en reinig deze.
•
Apparaat met aanzuigsysteem
1. Ontlastingsventiel openen, ventielpositie
en apparaat inschakelen.
2. Aanzuigsysteem uit het materiaalreservoir halen. Houd de
retourslang boven het materiaalreservoir tot er praktisch
geen bedekkingsmateriaal meer uitkomt.
3. Dompel
het
aanzuigsysteem
reinigingsmiddel.
4. Draai het drukregelventiel terug om een minimale
spuitdruk in te stellen.
5. Ontlastingsventiel sluiten, ventielpositie
Bij oplosmiddelhoudende coatingstoffen
moet voor de reiniging een geaarde metalen
container worden gebruikt waarin de
reinigingsoplossing wordt gepompt.
Voorzichtig! Spuit of pomp niet in een
reservoir met kleine opening (spongat)!
Zie de veiligheidsvoorschriften.
6. Haal de trekker over van het spuitpistool, om resterend
bedekkingsmateriaal uit hogedrukslang en spuitpistool
in een open reservoir te pompen (verhoog eventueel
langzaam de druk met het drukregelventiel voor een
grotere materiaaldoorvoer).
7. Ontlastingsventiel
(2)
(circulatie).
8. Pomp een geschikt reinigingsmiddel enkele minuten
rond.
De reinigende werking wordt beter, wanneer
het spuitpistool afwisselend wordt geopend
en gesloten.
9. Ontlastingsventiel sluiten, ventielpositie
10. Pomp het resterende reinigingsmiddel in een open
reservoir tot het apparaat leeg is.
11. Schakel het apparaat uit.
48
geen
geval
mogen
(circulatie)
in
een
geschikt
(spuiten).
openen,
ventielpositie
(spuiten).
•
Apparaat met topreservoir
1. Ontlastingsventiel openen, ventielpositie
resten
en apparaat inschakelen.
2. Draai het drukregelventiel terug om een minimale
spuitdruk in te stellen.
3. Ontlastingsventiel sluiten, ventielpositie
Bij oplosmiddelhoudende coatingstoffen
moet voor de reiniging een geaarde metalen
container worden gebruikt waarin de
reinigingsoplossing wordt gepompt.
Voorzichtig! Spuit of pomp niet in een
reservoir met kleine opening (spongat)!
Zie de veiligheidsvoorschriften.
4. Haal de trekker over van het spuitpistool, om resterend
bedekkingsmateriaal uit topreservoir, hogedrukslang en
spuitpistool in een open reservoir te pompen (verhoog
eventueel langzaam de druk met het drukregelventiel
voor een grotere materiaaldoorvoer).
5. Vul het topreservoir met geschikt reinigingsmiddel.
6. Ontlastingsventiel
(circulatie).
7. Pomp een geschikt reinigingsmiddel enkele minuten
rond.
De 20 l bovenbak kan na de reiniging
eenvoudig worden verwijderd en
leeggemaakt.
8. Ontlastingsventiel sluiten, ventielpositie
9. Pomp het resterende reinigingsmiddel in een open
reservoir tot het apparaat leeg is.
10. Ontlastingsventiel openen, ventielpositie
en apparaat uitschakelen.
Super Finish 33 PRO
(spuiten).
(2)
openen,
ventielpositie
(spuiten).
(circulatie)
(circulatie)