Geluidsdrukniveau L
pA
Onzekerheid K
..................................... 3 dB (A)
pA
Geluidsvermogen L
WA
Onzekerheid K
.................................... 3 dB (A)
WA
Draag een gehoorbeschermer.
Lawaai kan aanleiding geven tot gehoorverlies.
De opgegeven geluidsemissiewaarden zijn geme-
ten volgens een genormaliseerde testprocedure
en kunnen worden gebruikt om elektrische ge-
reedschappen onderling te vergelijken.
De opgegeven geluidsemissiewaarden kunnen
ook worden gebruikt voor een voorlopige inschat-
ting van de belasting.
Waarschuwing:
De geluidsemissies kunnen tijdens de daad-
werkelijke inzet van het elektrisch gereedschap
afwijken van de vermelde waarden, afhankelijk
van de manier waarop het gereedschap wordt
gehanteerd, en met name van het soort werkstuk
dat wordt bewerkt.
Beperk de geluidsontwikkeling en vibratie tot
een minimum!
•
Gebruik enkel intacte toestellen.
•
Onderhoud en reinig het toestel regelmatig.
•
Pas uw manier van werken aan het toestel
aan.
•
Overbelast het toestel niet.
•
Laat het toestel indien nodig nazien.
•
Schakel het toestel uit als het niet wordt ge-
bruikt.
Voorzichtig!
Restrisico's
Er blijven altijd restrisico's over ook al wordt
dit elektrisch gereedschap naar behoren be-
diend. Volgende gevaren kunnen zich voordo-
en in verband met de bouwwijze en uitvoe-
ring van dit elektrisch gereedschap:
1. Longletsels indien geen gepaste stofmasker
wordt gedragen.
2. Gehoorschade indien geen gepaste gehoor-
beschermer wordt gedragen.
3. Schade aan de gezondheid die voortvloeit
uit hand-arm-trillingen indien het toestel lang
zonder onderbreking wordt gebruikt of niet
naar behoren wordt gehanteerd en onder-
houden.
Anl_TC_SM_216_SPK2.indb 56
Anl_TC_SM_216_SPK2.indb 56
....................... 96,7 dB (A)
...................... 109,7 dB (A)
NL
5. Vóór inbedrijfstelling
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van
het stroomnet alvorens het gereedschap aan te
sluiten.
Waarschuwing!
Verwijder altijd de netstekker uit het stop-
contact voordat u het gereedschap anders
afstelt.
5.1 Algemeen
•
De machine moet stabiel worden opgesteld,
d.w.z. vastschroeven op een werkbank, een
universeel onderstel e.d.
•
Vóór inbedrijfstelling moeten alle afdekkingen
en veiligheidsinrichtingen zoals voorgeschre-
ven zijn gemonteerd.
•
Het zaagblad moet vrij kunnen draaien.
•
Bij reeds bewerkt hout op vreemde voorwer-
pen letten zoals bijv. spijkers of schroeven
enz.
•
Voordat u de Aan/Uit-schakelaar indrukt,
moet u zich ervan vergewissen dat het zaag-
blad correct is gemonteerd en beweeglijke
onderdelen gemakkelijk bewegen.
5.2 Zaag opbouwen (afbeelding 1-5, 17)
•
De werkstuksteunen (10) op de geleidingen
(9) schuiven (afbeelding 4). Vervolgens de
geleidingen aan de vaststaande zaagtafel
(18) monteren en fixeren met de schroef (12).
Gebruik daarvoor een kruiskopschroeven-
draaier.
•
De werkstuksteun (10) kan al naargelang de
lengte van het te bewerken werkstuk op de
geleiding (9) worden verschoven. Zodra de
werkstuksteun (10) zich in de juiste positie
bevindt wordt de vastzetgreep (11) naar be-
neden geschroefd, zodat deze het oplegvlak
raakt. Dit verhindert dat de zaag bij lange
resp. grote werkstukken kantelt.
•
De spaanopvangzak (27) wordt door de me-
talen ring aan de opening uiteen te trekken
op de uittree-opening (28) van de afkortzaag
gestoken. Zodra de metalen ring zijn oor-
spronkelijke vorm heeft aangenomen is de
spaanopvangzak veilig gemonteerd.
•
De spaninrichting (8) kan zowel links als
rechts aan de vaststaande zaagtafel (18) wor-
den gemonteerd.
•
Monteer de transportgreep (43) zoals
getoond in afbeelding 17 met de beide
schroeven (46) (Bij artikelnr. 43.003.80 niet bij
- 56 -
24.04.2019 09:21:33
24.04.2019 09:21:33