Installatie; Verpakking; Verplaatsing; Installatieruimte - Ferroli PREXTHERM RS3 Manual Del Usuario

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 34

5. INSTALLATIE

5.1 Verpakking

De PREXTHERM RS3 verwarmingsketels wor-
den geleverd compleet met: deur, rookkast en
isolatie reeds geïnstalleerd, terwijl de panelen in
een aparte doos zijn verpakt (Fig. 2). Het instru-
mentenpaneel (apart als accessoire bestellen)
wordt in een kartonnen doos geleverd en is in
de verbrandingskamer geplaatst.

5.2 Verplaatsing

De PREXTHERM RS3 verwarmingsketels zijn
voorzien van hijsogen. Let op dat de gebruikte hef-
middelen geschikt zijn voor het op te tillen gewicht.
Alvorens de verwarmingsketel te plaatsen, moet
het houten onderstel worden verwijderd door de
bevestigingsschroeven los te draaien (Fig. 4).
5.3 Installatieruimte (Fig. 5)
De TP33 LN verwarmingsketels moeten worden
geïnstalleerd in uitsluitend voor dit doel gebruikte
ruimten, die aan de technische normen en de gel-
dende wetgeving voldoen en voorzien zijn van
ventilatieopeningen van geschikte afmetingen. De
ventilatieopeningen moeten blijvend zijn, direct
met de buitenlucht communiceren en zowel in
hoge als lage positie geplaatst zijn, in overeen-
stemming met de geldende normen. De plaatsing
van de ventilatieopeningen, de brandstoftoevoer-
circuits, de elektrische stroomverdeling voor voe-
ding en verlichting moet voldoen aan de geldende
wetgeving met betrekking tot het gebruikte brand-
stoftype. Om de reiniging van het rookgascircuit te
vergemakkelijken, moet aan de voorkant van de
verwarmingsketel een vrije ruimte worden gelaten
van ten minste de lengte van het ketellichaam en
in elk geval nooit minder dan 1300 mm, en men
dient te controleren of met de deur op 90° geo-
pend, de afstand tussen de deur en de belenden-
de muur (X), ten minste gelijk is aan de lengte van
de brander. Het steunvlak van de ketel moet per-
fect horizontaal zijn. Het is raadzaam een vlakke
cementbasis te gebruiken die het totale gewicht
van de ketel plus de waterinhoud kan dragen.
Voor de afmetingen van de basis, zie de afstanden
R x Q (afmetingentabel). Indien de brander wordt
gevoed met brandgas waarvan het soortelijk gewi-
cht hoger is dan die van de lucht, moeten de elek-
trische delen op meer dan 500 mm vanaf de grond
worden geplaatst. Het apparaat mag niet buiten
worden geïnstalleerd omdat het niet ontworpen is
om in de buitenlucht te werken en niet over auto-
matische antivriessystemen beschikt.
MONTAGE OP OUDE OF TE MODERNISE-
REN INSTALLATIES
Wanneer de verwarmingsketel op oude of te
moderniseren installaties wordt gemonteerd,
moet men controleren of:
- Het rookkanaal geschikt is voor de tempera-
tuur van de verbrandingsproducten, berekend
en gebouwd is volgens de geldende normen,
afgedicht en geïsoleerd is en geen verstoppin-
gen of vernauwingen heeft.
- De elektrische installatie volgens de geldende
normen en door gekwalificeerd personeel is
aangelegd.
- De brandstoftoevoerleiding en het eventuele
reservoir aan de geldende normen voldoen.
- Het expansievat de uitzetting van de vloeistof
in het systeem volledig kan opnemen.
- Het debiet, de drukhoogte en de stroomrich-
ting van de circulatiepompen geschikt is.
- Het systeem gewassen is, vrij van modder en
aankorsting, en geventileerd en op afdichting
gecontroleerd is.
- Een behandelingssysteem beschikbaar is voor
toevoer/navulwater (zie referentiewaarden).

5.4 Afvoer van de verbrandingsproducten

(Fig. 6)
De rookgasafvoer en de aansluiting op het
rookkanaal moeten in overeenstemming met de
normen en geldende wetgeving zijn aangelegd,
met gebruik van stijve leidingen die tegen de
temperatuur, condens en mechanische belastin-
gen bestand en luchtdicht zijn. Het rookkanaal
moet de minimale onderdruk garanderen die door
de geldende normen wordt voorzien, uitgaande
van "nuldruk" bij de aansluiting op de rookgasaf-
voer. Rookkanalen en rookgasafvoeren die onge-
schikt of van verkeerde afmetingen zijn kunnen
het geluidsniveau van de verbranding verhogen,
condensatieproblemen veroorzaken en de ver-
brandingsparameters negatief beïnvloeden. Niet
geïsoleerde afvoerkanalen vormen een potentiële
gevarenbron. Voor de afdichtingen van de aan-
sluitingen moeten materialen worden gebruikt die
bestand zijn tegen temperaturen van ten minste
250°C. In de verbinding tussen verwarmingsketel
en rookkanaal moeten geschikte meetpunten
voor de temperatuur van het rookgas en de
analyse van de verbrandingsproducten worden
voorzien. Met betrekking tot de doorsnede en de
hoogte van de schoorsteen, wordt verwezen naar
de nationaal en lokaal geldende voorschriften.
OPGELET: het is mogelijk dat zich condens in
het rookkanaal vormt wegens de lage tempera-
tuur van de rookgassen.

5.5 Wateraansluitingen

5.5.1 Toevoerwater

De chemische kenmerken van het leiding- en
navulwater zijn van fundamenteel belang voor de
correcte werking en de veiligheid van de verwar-
mingsketel. Het water moet met geschikte syste-
men worden behandeld. De waarden in de tabel
kunnen als referentiewaarden worden beschouwd.
TOTALE HARDHEID ppm
ALKALITEIT
mg/l CaCO
PH
SILICA
ppm
CHLORIDEN
ppm
Het voor de verwarmingsinstallatie gebruikte
water moet in de volgende gevallen absoluut
worden behandeld:
- Zeer grote installaties
- Zeer hard water
- Frequente invoer van navulwater in het systeem
Indien het systeem gedeeltelijk of geheel geleegd
moet worden, moet het vervolgens met behan-
deld water worden gevuld. Om het volume van
het bijgevulde water te controleren, wordt aange-
raden een teller op de leiding te installeren.
De meest voorkomende verschijnselen die in
verwarmingsinstallaties kunnen optreden zijn:
- Kalkaanslag
De kalk concentreert zich op de punten waar
de wandtemperatuur het hoogst is.
Doordat kalkaanslag een laag geleidingsver-
- 67 -
mogen heeft vermindert het de warmtewisse-
ling zodat de aanwezigheid van enkele milli-
meters de warmtewisseling tussen rookgas en
water tegengaat, waardoor de temperatuur
van de aan de vlam blootgestelde delen stijgt
met als gevolg breuk (barsten) op de pijpplaat.
- Waterzijdige corrosie
Corrosie van de metaaloppervlakken aan de
waterzijde van de verwarmingsketel wordt
veroorzaakt door de oplossing van ijzer via zijn
ionen. In dit proces is de aanwezigheid van
opgeloste gassen, met name van zuurstof en
koolzuurgas, van groot belang. Onthard en/of
gedemineraliseerd water biedt bescherming
tegen kalkaanslag en andere afzettingen, maar
niet tegen corrosie. Daarom moet het water
met corrosieremmers worden behandeld.

5.5.2 Aanvoer-/retourleidingen van de installatie

De afmetingen van de aanvoer- en retourleidin-
gen zijn voor elk ketelmodel aangegeven in de
tabel AFMETINGEN. Controleer of op de instal-
latie een voldoende aantal ontluchtingen aanwe-
zig is. De aansluitingen van de verwarmingsketel
mogen niet belast worden door het gewicht van
de aansluitleidingen op de installatie. Er moeten
dus geschikte steunen gemonteerd worden.

5.5.3 Vul-/aftapleidingen van de installatie

Voor het vullen en aftappen van de verwarming-
sketel, kan een kraan worden aangesloten op
de fitting T4 aan de achterkant (zie tekening van
de AFBEELDINGEN).

5.5.4 Leidingen expansievat en veiligheidsklep

De PREXTHERM RS3 verwarmingsketels zijn
geschikt om te werken met geforceerde watercir-
culatie, zowel met open als gesloten expansievat.
Een expansievat is altijd noodzakelijk, om de
volumetoename van het water als gevolg van de
verhitting te compenseren. In het eerste geval,
moet de hoogte van de hydrostatische kolom
gelijk zijn aan ten minste 3 meter boven de ketel-
behuizing en moet een voldoende capaciteit heb-
ben om, tussen het wateroppervlak in het vat en
de overlooppijp, de volumetoename van al het
water in de installatie te bevatten. Hoge en smal-
le vaten zijn te verkiezen, zodat een zo klein
mogelijk wateroppervlak met de lucht in contact
komt, en minder verdamping optreedt. In het
10
tweede geval, moet de capaciteit van het dichte
750
expansievat berekend worden op basis van:
3
8÷9
- het totale watervolume in de installatie
100
- de maximale bedrijfsdruk van de installatie
3500
- de maximale bedrijfsdruk van het expansievat
- de voorbelastingdruk van het expansievat
De expansieleiding verbindt het expansievat met
de installatie. Deze leiding die vanaf de aansluiting
T3 loopt (zie de afmetingentabel), moet geen enke-
le afsluitklep hebben. Installeer op de aansluiting
T3 of op de aanvoerleiding binnen 0,5 meter vanaf
de eerste flens, een veiligheidsklep van de juiste
afmetingen voor de capaciteit van de ketel en in
overeenstemming met de lokaal geldende normen.
Er mag geen enkel soort afsluiting gemonteerd
worden tussen de verwarmingsketel en het expan-
sievat en tussen de verwarmingsketel en de veili-
gheidskleppen, en de kleppen moeten afgesteld
zijn voor activering op waarden die niet hoger dan
de maximaal toelaatbare bedrijfsdruk liggen.
NL
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido