ONDERHOUD:
VOORZORGSMAATREGELEN DIE MOETEN WORDEN GENOMEN ALS HET
APPARAAT VOOR LANGE TIJD NIET GEBRUIKT GAAT WORDEN: Houd de
kachelruimte vrij van brandbare materialen, benzine en andere brandbare
dampen en vloeistoffen. Berg de kachel na het afkoelen op in een tas met
ritssluiting of op een andere stofvrije locatie. Houd de ventilatiegleuven aan
de bovenkant aan de voorzijde van de kachel altijd vrij. Voer regelmatig
tijdens gebruik een visuele inspectie uit op het waakvlammetje en de
brander. Het waakvlammetje moet een blauwe kleur hebben (niet geel) en
zal naar de thermokoppeling gaan. Het vlammetje zal net onder de punt de
thermokoppeling omgeven. Zie Afbeelding 6. Er kan een ietwat geelgekleurde
vlam ontstaan op de plek waar het waakvlammetje en de vlam van de
hoofdbrander elkaar raken. De brander moet helder oranje (met een lichtblauwe
kleur bij de rand, en een rood-oranje gloed welke zichtbaar is op de keramisch
tegel is eveneens geen probleem) branden en zonder een duidelijke vlam. Een
blauwe vlam die vanuit de bovenkant van de keramische tegel rolt geeft een
opeenhoping van stof, pluizen of spinrag in de behuizing en de hoofdbrander
aan. Als het vlammetje geel is, of de brander laat duidelijk een vlam zien, dan
moet er een schoonmaakbeurt worden uitgevoerd. Voer de volgende procedure
uit om de behuizing en de hoofdbrander te inspecteren. Het gat van de brander
en venturibuis moet regelmatig worden gecontroleerd om te garanderen dat
ze vrij zijn van insectennesten of spinrag die in de loop der tijd opeen kunnen
hopen. Een verstopte buis kan tot brand leiden.
1. Laat de kachel eerst goed afkoelen voordat u onderhoud gaat plegen.
2. Haal het patroon uit de kachel of schakel de gastoevoer uit bij de externe patroonklep,
en ontkoppel de slang van de kachel.
3. Verwijder de vier (4) schroeven die de achterkap van de kachel vastklemmen.
4. Haal de kap er vanaf de onderkant af. Los maken van de 2 klemmen aan de bovenkant.
Terzijde leggen.
5. Verwijder de vier (4) schroeven voor de branden en
de gasslang uit de brander. Verwijder de brander
uit de achterkant van de behuizing.
6. Inspecteer de binnenkant van de behuizing op
stof, pluizen of spinrag. Indien nodig moet u
de binnenkant van de behuizing schoonmaken
met een stofzuiger of perslucht. Beschadig
geen onderdelen in de behuizing tijdens het
schoonmaken.
7. Inspecteer het gat van de hoofdbrander (in de
gathouder geschroefd) en maak deze schoon. De
gathouder is met twee (2) schroeven aan de venturibuis van de brander gekoppeld.
8. Inspecteer de ontsteker (op een beugel gemonteerd) en maak deze schoon met behulp
9. Gebruik perslucht (max. 30 psi) om de keramische tegel van de brander en de venturibuis vrij
10. Plaats de gathouder van de hoofdbrander weer op de brander.
11. Plaats de brander weer in de behuizing van de kachel.
12. Bevestig de gasslang weer en controleer op lekkages.
13. Bevestig de achterkap van de kachel weer.
INFORMATIE OVER HET VERHELPEN VAN PROBLEMEN:
Als de elektrode geen vonken genereert. CONTROLEER
Als de elektrode wel een vonk genereert maar geen vlam maakt. CONTROLEER
Als het vlammetje niet blijft branden als de knop wordt losgelaten. CONTROLEER
Sensor zuurstofpeil
Als de hoofdbrander niet gaat branden. CONTROLEER
Als de kachel uit blijft gaan tijdens normaal gebruik. CONTROLEER
Afbeelding 6: ODS, vlam, assemblage
6
van een stofzuiger of perslucht via de gaten in de ontsteker zoals aangegeven door de
pijlen in Afbeelding 6. WAARSCHUWING: Maak nooit gebruik van naalden, draden of
soortgelijke cilindrische voorwerpen om de ontsteker schoon te maken zodat schade aan het
gekalibreerde gat dat de gasstroom regelt wordt voorkomen.
te maken van stof, pluizen of spinrag.
• De elektrode is defect - vervang ODS (sensor zuurstofpeil 'Oxygen Depletion Sensor).
• Het ontstekingsdraad is misschien niet aangesloten op de elektrode, de aarding is misschien
niet aangesloten op het frame - aansluiten.
• Het ontstekingsdraad is beschadigd - vervangen
• Piëzo-ontsteker defect - gasassemblage vervangen.
• Geen gas aanvoer naar de kachel - plaats het wegwerppatroon of sluit de slang aan en
schakel de klep in bij het externe patroon.
• "PILOT"-stand niet goed uitgelijnd - draai de regelknop naar de "PILOT"-positie en druk deze
in.
• Vlam geblokkeerd door spinrag of vuil - maak buis schoon, raadpleeg ONDERHOUD.
• U hebt de regelknop "PILOT" niet helemaal ingedrukt of lang genoeg ingedrukt gehouden om
de lucht uit de lijnen te halen.
• De waakvlam omgeeft de thermokoppeling niet helemaal - maak het schoon, raadpleeg
ONDERHOUD.
• Vlamassemblage defect - vervangen.
• Schakelbedrading punt afgekoppeld - aansluiten.
• Het gat van de hoofdbrander is verstopt - maak de brander schoon, raadpleeg ONDERHOUD.
• Vlam geblokkeerd - maak buis schoon, raadpleeg ONDERHOUD.
• Zorg ervoor dat er minimaal een opening van 15 cm2 is voor frisse lucht (bijvoorbeeld 7,62
cm x 7,62 cm).
• Omkantelschakelaar geactiveerd vanwege stoten tegen kachel. Opnieuw aansteken
• Regelaar defect - regelaar vervangen.
• Interne vervuiling - vervang de regelklep en regelaar.
• Neem contact op met de technische afdeling voor extra informatie.