Aanwijzingen voor de inbouw in boten
Het inbouwen in boten moet voldoen aan de bepalingen van
het respectievelijke land van gebruik (bijv. EN ISO 10239).
Nationale voorschriften en regelingen (in Duitsland b.v. het
DVGW-werkblad G 608) moeten in acht genomen worden.
In Duitsland moeten voor de commerciële binnenscheepvaart
de „Richtlijnen voor bouw, uitrusting, controle en gebruik van
generatorgasinstallaties voor huishoudelijke doeleinden op
watervoertuigen in de binnenscheepvaart" (BGR 146) nage-
leefd worden. Volgens deze mag de generatorgasinstallatie
uitsluitend ingebouwd worden door installateurs die erkend
zijn door de ongevallenverzekeringen voor de binnenscheep-
vaart, en door experts van deze ongevallenverzekeringen ge-
controleerd worden.
In andere landen dienen de aldaar geldende voorschriften te
worden opgevolgd.
Verdere aanwijzingen voor de inbouw kunt u vinden in de
montagehandleiding voor de bootverwarming Trumatic E.
Plaatskeuze
Het apparaat en de rookgasafvoer moeten zo worden geplaatst
dat deze altijd goed toegankelijk zijn voor onderhoudswerk-
zaamheden en makkelijk in- en uitgebouwd kunnen worden.
Om een gelijkmatige opwarming van het voertuig te bereiken,
moet de verwarming zo centraal mogelijk in (of onder het
voertuig) worden gemonteerd, waardoor de luchtverdelings-
buizen ongeveer even lang kunnen worden gelegd.
Haarden moeten zo geplaatst zijn, dat er geen afvoergassen
in de binnenruimte terecht kunnen komen. De gasafvoer moet
altijd ten minste tot de zijwand gebeuren.
Afbeelding 13
De wandschoorsteen moet zo aange-
bracht worden, dat er zich in een straal
van 500 mm (R) geen tanksteun en geen
tankventilatieopening bevindt. Bovendien
mag zich binnen 300 mm (R) geen ont-
luchtingsopening voor het woongedeelte
of vensteropening bevinden.
Bij de montage van de haard
binnen het gearceerde bereik
onder of naast een te openen ven-
ster moet dwingend een elektrische
vensterschakelaar (art.-nr.
34000-85800) aangebracht wor-
den. Het gastoestel moet bij het
openen van het venster via de au-
tomatische uitschakelinrichting van
Truma (Accessoires, art.-nr.
39050-00800) automatisch uitge-
schakeld worden
Aanwijzing m.b.t. dakluiken/-ramen
Bij dakluiken (te openen) moet de schoorsteenkap minstens
10 cm boven het geopende luik uitsteken. Als de schoorsteen
zich naast het luik bevindt, moet er afhankelijk van de inbouw-
positie (rechts of links te openen) voor worden gezorgd, dat
er geen uitlaatgassen via het geopende luik (bijv. door wind)
kunnen binnendringen resp. dat de schoorsteen voldoende
luchtaanvoer krijgt.
60
Bij de montage van de schoorsteen in de buurt van het dak-
luik is installatie van een elektrische raamschakelaar (art.-nr.
34000-85800) verplicht. Het gastoestel moet bij het openen
van het venster via de automatische uitschakelinrichting van
Truma (Accessoires, art.-nr. 39050-00800) automatisch uitge-
schakeld worden.
Aanwijzing m.b.t. watervoorziening
Bij de inbouw van een watertoevoer in het voertuig moet
ervoor gezorgd worden, dat tussen de waterslangen en de
warmtebron (bijv. verwarming, warmeluchtbuis) voldoende
afstand voorzien wordt.
Een waterslang mag pas op een afstand van 1,5 m tot de
verwarming aan de warmeluchtbuis aangelegd worden. De
Truma slangclip SC (art.-nr. 40712-01) kan vanaf deze afstand
gebruikt worden. Bij parallelle plaatsing, bijv. doorvoer door
een wand, moet een afstandhouder (bijv. een isolatie) aange-
bracht worden, om contact te vermijden.
Rookgasgeleiding
Voor de verwarmingen Trumatic E 4000 (A) mogen voor de
montage met wand- resp. dakschoorsteen alleen de Truma-
rookgasbuis AA 3 (art.-nr. 39320-00) resp. bij montage op een
boot de Truma roestvrij stalen rookgasbuis AEM 3 (art.-nr.
39360-00) en de verbrandingslucht-toevoerbuis ZR (art.-nr.
39580-00) worden gebruikt, aangezien de toestellen alleen
met deze buizen zijn gekeurd en goedgekeurd.
Geoorloofde buislengten
1. Inwendige montage met wandschoorsteen
– Buislengten tot max. 30 cm kunnen horizontaal of met een
– Buislengten tot max. 100 cm moeten met een stijging van
2. Inwendige montage met dakschoorsteen
– Buislengten tot max. 200 cm moeten met een
R
3. Montage onder de bodem met wandschoorsteen
Afbeelding 14
– Buislengten tot max. 30 cm kunnen horizontaal of met
300 mm
Inwendige montage met
wandschoorsteenset
Zie montagevarianten afb. 2 (blz. 2).
Afbeelding 15
Montage van de wandschoorsteen
Wandschoorsteen (pijl wijst naar boven) op een vlakke
ondergrond monteren, waarlangs wind aan alle kanten kan
stromen. Boor een opening Ø 83 mm (eventuele holle ruimten
rond de schoorsteen met hout opvullen). Dicht af met behulp
van de meegeleverde rubberen pakking (8). Gestructureerde
oppervlakken moeten met een plastisch carrosserie-dichtmid-
del – geen siliconenkit! – worden ingesmeerd.
Voordat u de gecombineerde aan-/afvoerbuis door de ope-
ning heen steekt, moet u de buisklem (7) over de buis heen
schuiven.
Na elke demontage dient een nieuwe O-ring te worden
gemonteerd.
(zie montagevarianten 2, blz. 2):
inclinatie van maximaal 5 cm worden gelegd.
minstens 5 cm ten opzichte van de wandschoorsteen wor-
den gelegd.
(zie inbouwvarianten 3, blz. 2):
stijgingshoek van minstens 45° worden gelegd.
(zie montagevariant 5, blz. 2):
een inclinatie tot maximaal 5 cm worden gelegd. Teven
dienen zij tegen beschadiging door steenslag te worden
beschermd.