Xylem FLOJET SPC Serie Manual De Instalación Y Funcionamiento página 20

Gebruik in gevaarlijk gebied
• Deze apparatuur is niet ontworpen voor gebruik in
gevaarlijke gebieden.
PERSOONLIJKE
BESCHERMINGSMIDDELEN
• Er zijn geen specifieke PPE-vereisten voor deze
apparatuur.
• Oogbescherming wordt aanbevolen bij het werken met
apparatuur onder druk.
PERSONEEL
• De apparatuur mag alleen worden bediend of onderhouden
door ervaren en bekwaam personeel dat voldoende gekwalifi-
ceerd is voor de installatie van apparatuur.
• Goede werkpraktijken moeten te allen tijde worden gevolgd
wanneer specifieke regelgeving niet beschikbaar is.
• Deze apparatuur mag niet worden bediend of onderhouden
door personen (waaronder kinderen) met verminderde
fysieke, zintuiglijke of mentale vermogens.
• Kinderen mogen niet spelen met de apparatuur.
APPARATUUR
Een algemene gereedschapsset is geschikt voor de vereisten van
installatie, bediening en onderhoud.
KENNISGEVINGEN EN MARKERINGEN
De apparatuur wordt geleverd met een label met belangrijke
informatie over de apparatuur. Deze kennisgevingen/markeringen
mogen niet worden verwijderd of beschadigd.
Voorbeeld productmarkering:
MONTAGE
• Apparatuur kan worden geleverd met een vooraf gemonteerde
montageplaat op maat, zoals te zien is op de tekeningen op
pagina 3 en 4.
• Raadpleeg de tekeningen voor afmetingen en montagedetails
of gebruik de plaat als sjabloon.
• Zorg ervoor dat de apparatuur vóór gebruik stevig is bevestigd
met alle beschikbare montageschroeven/-sleuven/-lipjes. Schro-
even moeten worden aangedraaid tot 3 Nm (+/– 0,2 Nm).
PRE-INSTALLATIE
1. Controleer de apparatuur op tekenen van schade.
Kabels mogen geen slijtage/vervorming vertonen.
2. Controleer of de in- en uitlaatpoorten vrij zijn van vuil, stof of
verpakkingsmateriaal.
3. Zorg ervoor dat het beoogde montagepunt geschikt is om de
massa van de apparatuur te dragen.
4. Controleer of de montageplaats voldoende vrije ruimte heeft
om een minimale luchtspleet van 10 mm rond de apparatuur
toe te laten voor ventilatie. Bij onvoldoende ventilatie kan de
apparatuur oververhit raken.
Als een van de bovenstaande punten niet als "geslaagd" wordt
beschouwd, ga dan niet verder met de installatie en corrigeer
deze indien nodig.
INSTALLATIE
1. Bevestig de apparatuur op de
montageplaats.
2. Sluit de uitlaatleidingen aan op de uitlaatpoort en de retour-
leidingen op de tank. Slangklemmen moeten worden gebruikt
om een veilige verbinding te garanderen.
3. Het netsnoer moet zo worden gelegd en ondersteund dat het
niet in contact komt met onderdelen van de apparatuur of
verbindend leidingsysteem.
4. Het wordt aanbevolen om een geschikt beveiligingsapparaat
te installeren, zoals een aardlekschakelaar (RCD), aard-
lekschakelaar (GFCI) of aardlekschakelaar (ELCB).
5. Zorg ervoor dat de netvoeding geïsoleerd is; sluit de appa-
ratuur aan op een goedgekeurd voedingspunt. Raadpleeg
het hoofdstuk Technische gegevens voor de grootte van de
zekering.
a. Apparatuur met een VK-stekker heeft een vooraf geïnstal-
leerde zekering die goedgekeurd is voor de apparatuur-
vereisten.
b. Apparatuur met een EU/Noord-Amerikaanse stekker is niet
voorzien van een zekering. Voorafgaand aan de aansluiting
op het net moet de apparatuur stroomopwaarts zijn
voorzien van geschikte beveiliging.
c. Apparatuur zonder stekker moet vóór aansluiting op het
net stroomopwaarts worden voorzien van een geschikte
zekering en uitschakelinrichting.
INBEDRIJFSTELLING
1. Controleer of de apparatuur
voldoende ventilatieruimte heeft.
2. Zorg ervoor dat de vloeistof schoon is en dat de apparatuur
niet wordt geblokkeerd door ijs. Vaste stoffen kunnen
vastlopen en schuurmiddelen kunnen de levensduur van
apparatuur verkorten.
3. Controleer of het vloeistofpeil voldoende is om de inlaat te be-
dekken, maar de maximale vloeistofhoogte niet overschrijdt.
4. Controleer of de uitlaat en het retourleidingsysteem goed zijn
aangesloten en alle kleppen open zijn.
5. Schakel de apparatuur in en controleer of deze correct werkt.
a. De apparatuur moet binnen 10 seconden na de eerste
inbedrijfstelling stabiliseren.
b. Als de apparatuur niet werkt zoals verwacht, stop dan het
gebruik en raadpleeg het hoofdstuk Probleemoplossing.
WERKING
De apparatuur is
ontworpen voor continu gebruik. Intermitterend gebruik kan de
levensduur van de apparatuur verkorten.
ONDERHOUD
Voorafgaand aan onder-
houdswerkzaamheden moet de apparatuur zowel elektrisch als
hydraulisch spanningsloos worden gemaakt.
De apparatuur heeft geen onderhoud nodig, maar de volgende
activiteit wordt wel aanbevolen:
20
loading