Inhoudsopgave
1 Inleiding
op pagina 77
2 De sensorinstellingen configureren
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit document wordt beschreven hoe u een GS1440- of GS2440EX-sensor configureert die is
aangesloten op een CDx440sc-gateway en een SC-controller.
Hoofdstuk 2 De sensorinstellingen configureren
Stel het aantal metingen in dat wordt gebruikt voor het berekenen van de gemiddelde meetwaarde
die op het display wordt weergegeven, het interval voor het vastleggen van de datum, een
kalibratieherinnering en de waarschuwingslimieten voor de H
1. Voer de volgende stappen uit voor een SC200-controller:
a. Druk op de toets menu.
b. Selecteer SONDE SETUP > CONFIGUREREN.
2. Voer de volgende stappen uit voor een SC1000-controller:
a. Selecteer de knop Hoofdmenu in de pop-upwerkbalk.
b. Selecteer SONDE SETUP > CONFIGUREREN.
3. Voer de volgende stappen uit voor een SC4500-controller:
a. Selecteer het pictogram van het hoofdmenu en selecteer vervolgens Apparaten.
b. Selecteer de sensor en selecteer Apparaatmenu > Instellingen.
4. Selecteer een optie.
Optie
Naam
(of WIJZIG NAAM)
Signaalgemiddelde
(of GEM. SIGNAAL)
Interval datalogger
(of LOG SETUP)
Kalibratieherinnering
(of KAL.-HERINNERING)
3 Kalibratie-instellingen configureren
op pagina 77
4 Problemen oplossen
Beschrijving
Wijzigt de naam die overeenkomt met de gateway (standaard: serienummer
van de gateway). Voer een willekeurige combinatie van letters, cijfers, spaties
of leestekens in.
Stelt het aantal metingen in dat wordt gebruikt voor het berekenen van de
gemiddelde meetwaarde die op het display wordt weergegeven en wordt
opgeslagen in de datalogger. Opties: 1 (standaard) tot 12
Opmerking: De metingen worden uitgevoerd met intervallen van 5 seconden.
Vloeistofinterval ( of VLOEISTOFINTERVAL)—Stelt het tijdsinterval in
waarmee vloeistofmetingen (mg/L H
(standaard: 5 minuten). Opties: DEACTIVEREN of 5 seconden tot 6 uur
Gasinterval (of GASINTERVAL)—Stelt het tijdsinterval in waarmee
luchtmetingen (ppm H
S) worden opgeslagen in de datalogger (standaard:
2
5 minuten). Opties: DEACTIVEREN of 5 seconden tot 6 uur
Temperatuurinterval (of TEMP INTERVAL)—Stelt het tijdsinterval in
waarmee temperauurmetingen worden opgeslagen in de datalogger
(standaard: 5 minuten). Opties: DEACTIVEREN of 5 seconden tot 6 uur
Stelt een herinnering in voor de volgende kalibratie. Opties: 1 tot 90 dagen
(standaard: 30). De herinnering Er moet een kalibratie worden uitgevoerd (of
KALIBRATIE VEREIST wordt op het display weergegeven na het
geselecteerde interval.
Opmerking: Wanneer een sensorkalibratie is uitgevoerd, stelt u de teller
Dagen sinds laatste kalibratie (of DAGEN SINDS KAL.) in op 0. Zie
instellingen configureren
op pagina 79
S-concentratie.
2
S) worden opgeslagen in de datalogger
2
op pagina 78.
op pagina 78
Kalibratie-
Nederlands 77
