Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
NL
Het brandstoffilter installeren
Het brandstoffilter moet stroomopwaarts van de brandstofinlaatpoort worden geïnstalleerd. Zorg ervoor dat
de brandstofstroom correct is. De positie moet zijn zoals weergegeven in de bovenstaande afbeelding.
Installatie van de brandstofleiding
Gebruik als brandstofleidingen alleen stalen en kunststof slangen van licht- en hittebestendig kunststof
conform de eisen van DIN 73378. De binnendiameter van de kabel bedraagt 2 mm.
De brandstofleiding moet uit de buurt van rondvliegende stenen en delen van het voertuig die warmte
afgeven worden geplaatst. Indien nodig kan het beveiligingsapparaat worden vergrendeld.
De brandstofleiding van de brandstofpomp naar de primaire verwarming moet in elke richting wijzen, behalve
naar beneden. De brandstofleiding moet op een geschikte plaats worden vastgemaakt om hem stil te houden.
De afstand tussen de twee banden moet minder dan 50 cm zijn.
De bij de verwarming geleverde brandstofleidingfittingen moeten worden gebruikt voor de verbindingen
tussen de brandstofleiding en de brandstofpomp, de brandstofleiding en de verwarming, de brandstofleiding
en de aanzuigleiding van de brandstoftank, en de brandstofleiding en het verloopstuk. De brandstofleiding
moet worden vastgemaakt met de brandstofleidingklemmen. Luchtbellen moeten uit de aansluitpunten
worden verwijderd.
1 - Klem voor brandstofleiding
2 - Brandstofleiding
3 - Verbindingsstuk
Installatie van het brandstofafzuigapparaat
De gaten in de brandstoftank (of tankdop) voor installatie moeten de juiste maat hebben, met bijgesneden
randen, en gelijkmatig verdeeld rond het gat. Het onderste uiteinde van de brandstofleiding moet zich 30-40
mm van de bodem van de brandstoftank bevinden om voldoende brandstof aan te zuigen en tegelijkertijd te
voorkomen dat vuil dat zich op de bodem van de brandstoftank heeft afgezet, wordt aangezogen.
