4 De halogeenlamp aanbrengen
WAARSCHUWING
Alvorens de halogeenlamp aan
te brengen resp. te verwijderen,
dient u in elk geval de stekker uit
het stopcontact te trekken!
G
Omdat halogeenlampen tijdens het gebruik zeer
warm worden, laat u de lamp na gebruik van het
apparaat eerst afkoelen (afkoeltijd van ten minste
5 minuten), alvorens ze te vervangen.
G
Neem het apparaat nooit in gebruik zonder afsluit-
deksel (11). Rechtstreeks in de brandende halo-
geenlamp kijken kan door de hoge helderheid en
de UV-straling beschadiging van de ogen tot
gevolg hebben.
Het toestel wordt zonder lampen geleverd. U hebt een
halogeenlamp nodig met de volgende technische
eigenschappen:
SCAN-10: 12 V/100 W, type MR 16 met sokkel GZ 6,35
(b.v. HLT-12/100MR uit het gamma van "img Stage
Line").
SCAN-12: 24 V/250 W, type MR 16 met sokkel GX 5,3
(b.v. HLT-24/250MR uit het gamma van "img Stage
Line").
Gebruik in geen geval lampen met andere specificaties!
1) Draai de kruiskopschroef (12) aan de achterzijde
van het toestel los en trek het deksel (11) voor het
lampencompartiment er langs achter uit.
2) Plaats de halogeenlamp in de houder (figuur 3) en
breng de lampaansluiting aan (figuur 4).
3) Schuif het afsluitdeksel in de geleidingsgleuf van
de behuizing en schroef vast.
5 Montage
LET OP: Het apparaat moet deskundig en veilig
worden gemonteerd.
G
Om te vermijden dat het apparaat oververhit
geraakt, moet de installatieplaats zorgvuldig wor-
den geselecteerd, zodat tijdens het gebruik vol-
doende ventilatie is gegarandeerd. De afstand tus-
sen het toestel en de aangrenzende oppervlakken
moet minstens 15 cm zijn, en de ventilatieopenin-
gen van de behuizing mogen in geen geval worden
afgedekt (b.v. door gordijnen etc.).
G
Zorg in elk geval ook voor een voldoende grote
afstand tot licht ontvlambare of hittegevoelige
materialen.
G
Indien het apparaat als zwevende last boven per-
sonen wordt geïnstalleerd, moet het bijkomend
worden beveiligd (b.v. door een hijskabel aan de
montagebeugel; bevestig de hijskabel zo dat het
apparaat niet meer dan 20 cm kan vallen).
Bevestig het apparaat met een houder voor lichtbun-
delapparatuur resp. een stabiele montageschroef met
de montagebeugel (1) op de gewenste plaats (b.v. aan
een traverse of aan de dwarsstang van lichtbundel-
apparatuur).
Om het apparaat te richten, draait u de twee vast-
zetschroeven (2) van de montagebeugel los. Stel de
gewenste hellingshoek van het toestel in en draai de
schroeven weer vast.
6 Bediening
WAARSCHUWING Weet dat stroboscoopeffecten
en zeer snelle kleurwisselingen
bij fotosensibele mensen en epi-
leptici epileptische aanvallen
kunnen veroorzaken!
Sluit het bijgeleverde netsnoer aan op de POWER-
jack (9) en plug de stekker in een stopcontact
(230 V~/50 Hz). Het apparaat is nu ingeschakeld, de
rode POWER-LED (13) licht op. De spiegel wordt in
een vastgelegde uitgangspositie gebracht en de
besturing wordt gereset. Trek de stekker uit het stop-
contact om het toestel uit te schakelen.
Voor een makkelijker bediening is het aangeraden
het apparaat in een stopcontact te pluggen dat u via
een lichtschakelaar kan in- en uitschakelen.
6.1 Muzieksturing
Gebruik de DIP-schakelaars (7) om het apparaat op
de mastermodus in te stellen: de schakelaar nr. 1 op
"ON" en de schakelaars 2 – 9 in de stand "Uit" (de
stand van schakelaar nr. 10 is niet van belang):
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DIP
ON
Mastermodus
Als er muziek wordt gespeeld met een duidelijk ritme
in het basbereik en met een voldoende geluidsvolume,
dan worden de afwisseling van de gekleurde patronen
(goboʼs) en de spiegelbewegingen gesynchroniseerd
met het ritme van de muziek; de groene LED (6) knip-
pert op het ritme van de muziek. Als er geen muziek
wordt gespeeld of als de muziek te rustig of te stil is,
dan wisselt het apparaat de patronen enkel op vaste
tijdstippen en de groene LED licht continu op.
Mocht de muzieksturing niet optimaal functioneren,
wijzig dan het geluidsvolume van de muziek of de
afstand tussen luidspreker en scanner.
Opmerking: Om de muziek via de microfoon te stu-
ren, mag er op de ingang DMX (4) geen DMX-signaal
aanwezig zijn.
6.1.1 Meerdere scanners aaneenschakelen
U kunt meerdere scanners van hetzelfde type aaneen-
schakelen om zo via de microfoon van het centrale
apparaat (master) alle overige randapparaten (slave)
op hetzelfde ritme te sturen.
1) Stel op het centrale apparaat de DIP-schakelaars
nr. 1 – 9 (7) in zoals getoond op figuur 5 (Master-
modus).
NL
B
21