GESCHIKTHEIDSTEST VOOR SERVIESGOED
Als u niet zeker weet, of uw serviesgoed
geschikt is voor de magnetron, voert u
de volgende test uit: Het serviesgoed in
het toestel plaatsen. Een glazen reservoir
met 150 ml. water gevuld op of naast het serviesgoed
plaatsen. Het toestel één tot twee minuten op 800 W
vermogen laten lopen. Als het serviesgoed koel of
handwarm blijft, is het geschikt. Deze test niet bij
plastiek servies uitvoeren. Het zou kunnen smelten.
HET INSTELLEN VAN DE TIJDEN
De ontdooi-, verwarmings- en kooktijden zijn over
het algemeen aanzienlijk korter dan bij een
conventioneel fornuis of oven. Houdt u zich daarom
aan de in dit kookboek aanbevolen tijden. U kan de
tijden beter korter instellen dan langer. Voert u na het
koken een kooktest uit. Het is beter achteraf kort
even bij te koken dan iets te gaar te laten worden.
UITGANGSTEMPERATUUR
De ontdooi-, opwarmingss- en kooktijden zijn
afhankelijk van de uitgangstemperatuur van de
gerechten. Bevroren en in de koelkast bewaarde
gerechten vereisen bijv. een langere verwarming dan
produkten op kamertemperatuur.
Voor het opwarmen en koken van gerechten wordt
uitgegaan van normale bewaartemperaturen
(koelkasttemperatuur bij benadering 5
kamertemperatuur bij benadering 20
ontdooien van gerechten wordt uitgegaan van een
diepvriestemperatuur van -18
ALLE VERMELDE TIJDEN
in dit kookboek zijn richtlijnen, die naargelang de
uitgangstemperatuur, het gewicht en de hoedanigheid
(water, vetgehalte etc) van het voedsel kunnen variëren.
ZOUT, KRUIDEN EN SPECERIJEN
In de magnetron gekookte gerechten bewaren hun
eigen smaak beter dan bij conventionele
bereidingsmethoden. Maakt u daarom zeer
spaarzaam gebruik van zout en voegt u in de regel
pas na het koken zout toe. Zout bindt vloeistof en
droogt het oppervlak uit. Kruiden en specerijen
kunnen op de gebruikelijke manier worden gebruikt.
TOEVOEGING VAN WATER
Groenten en andere gerechten die veel water bevatten,
kunnenin het eigen sap of met toevoeging van een
weinig water wordengekookd. Daardoor blijven vele
vitaminen en mineraalstoffen inhet voedsel behouden.
GESCHIKTE SCHALEN, TIPS EN ADVIES
0
C,
C). Voor het
0
C.
0
VOEDSEL MET VEL OF SCHIL
zoals worstjes, kip, kippenpootjes, ongeschilde
aardappelen, tomaten, appels, eigeel en dergelijke
met een vork of een houten staafje doorprikken.
Daardoor kan de zich vormende stoom verdwijnen,
zonder dat de vel of de schil barst.
VETTE GERECHTEN
Met vet doorregen vlees en vetlagen worden sneller
gaar dan magere delen. Dekt u deze delen daarom
bij het garen af met een stukje aluminiumfolie of legt
u het voedsel met de vette kant naar beneden.
KLEINE EN GROTE HOEVEELHEDEN
De tijden in uw magnetron zijn geheel afhankelijk van
de hoeveelheid van het voedsel dat u wilt ontdooien,
verwarmen of koken. Dat houdt in dat kleine porties
sneller gaar worden dan grote. Als vuistregel geldt:
Dubbele Hoeveelheid = Bijna Dubbele Tijd
Halve Hoeveelheid = Halve Tijd
DIEPE EN ONDIEPE SCHALEN
Beide schalen hebben hetzelfde volume, maar in de
diepe schaal is de kooktijd langer dan in de ondiepe.
Dus gebruikt u bij voorkeur ondiepe schalen met een
groot oppervlak. Diepe schalen alleen voor gerechten
gebruiken, waarbij het gevaar van overkoken
bestaat, bijv. voor noedels, rijst, melk enz.
RONDE EN OVALE SCHALEN
In ronde en ovale schotels worden gerechten gelijkmatiger
gaar dan in hoekige, omdat de microgolf-energie zich in
hoeken concentreert, waardoor de gerechten op deze
plaatsen te gaar zouden kunnen worden.
BEDEKKEN
Door een gerecht te bedekken blijft het vocht in het
voedsel, waardoor de kooktijd wordt verkort. Voor het
bedekken een deksel, magnetronfolie of een afdekkap
gebruiken. Gerechten die een korstje dienen te krijgen,
bijv. braadvlees of kip, niet bedekken. Hierbij geldt de
regel dat alles wat op het conventionele fornuis wordt
bedekt ook in de magnetron dient te worden bedekt.
Wat op het fornuis open wordt gekookd, kan ook in de
magnetron open worden gekookd.
VOEDSEL VAN ONREGELMATIGE GROOTTE
met de dikkere of stevige kant naar buiten plaatsen.
Groenten (bijv. broccoli) met de steel naar buiten
leggen. Dikkere porties hebben een langere kooktijd
nodig en krijgen aan de buitenkant meer microgolf-
energie, zodat het voedsel gelijkmatig gaar wordt.
46